Nulmorfeem: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Zwart (overleg | bijdragen)
Zwart (overleg | bijdragen)
Regel 23:
==Geschiedenis==
 
Het '''nulmorfeem''' komt het eerst voor in het grammaticale werk van de Indiër [[Pāṇini]] (verm. 4e eeuw voor het begin van de jaartelling). Pāṇini stelt voor zelfstandige naamwoorden in het [[Sanskriet]] een regelmatige structuur voor die bestaat uit een wortel, een [[stam]]vormend [[affix|suffix]], en een uitgang; is het suffix niet waarneembaar, dan spreekt hij van een nul-suffix (de term [[morfeem]] dateert eerst uit de 20ste eeuw). HetDit nulmorfeem in deze zinnulsuffix speelt ook een belangrijke rol in de vergelijkende Indo-Europese taalwetenschap van de 19e en begin 20ste eeuw. Van daaruit deed het nulmorfeem zijn intrede in het
[[structuralisme]], met name via [[Ferdinand de Saussure|Saussure]] en [[Leonard Bloomfield|Bloomfield]]. Saussure observeert in zijn ''Cours de linguistique générale'' (1916) dat 'talen genoeg hebben aan een tegenstelling tussen iets en niets' (p.124), zodat het dus onnodig is om twee tegengestelde waarden (bijv. enkelvoud en meervoud) met behulp van twee waarneembare morfemen uit te drukken. Bloomfield stelt in aansluiting daarop (''A set of postulates for linguistic theory'', 1926) dat ook de afwezigheid van klank gezien kan worden als een klank- of vormalternant, een ''nul-element''.