Kaatedocus: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 6:
In 2012 werd een aantal van deze beenderen door [[Emanuel Tschopp]] en [[Octávio Mateus]] benoemd en beschreven als de [[typesoort]] ''Kaatedocus siberi''. De geslachtsnaam is een samenvoeging van het [[Oudgrieks]]e δοκός, ''dokos'', "balk", een verwijzing naar de verwante vorm ''[[Diplodocus]]'', waarbij het "balk" slaat op de [[haemaalboog]] onder de staartwervels, met het [[Absarokee (stam)|Absarokee]] of ''Crow''-Indiaanse [[suffix]] ''~káate'' wat een [[verkleinwoord]] aangeeft. Het geheel wil zoiets betekenen als "Kleine Diplodocus" en verwijst naar de beperkte omvang van de soort vergeleken met die van verwanten. De soortaanduiding eert Siber en zijn gezin. Tschopp is een Zwitsers [[paleontoloog]] die belangstelling voor de soort opvatte toen hij de vindplaats in 1991 als tienjarige jongen bezocht; omdat Tschopp werkzaam is aan de ''[[Universidade Nova de Lisboa]]'' is ook de invloedrijke Portugese paleontoloog Mateus medeauteur.
 
Het typespecimen, [[holotype]] '''SMA 0004''', is gevonden in een laag uit de [[Morrisonformatie]] die dateert uit het vroege [[Kimmeridgien]] en ongeveer 155 miljoen jaar oud is. Het bestaat uit een vrij volledige schedel en onderkaken samen met een bijna volledige nek bestaande uit de derde tot en met veertiende halswervel. De schedel en onderkaken werden in losse delen gevonden die de achterkant, twee snuithelften en de onderkanten van de onderkaken vertegenwoordigen; de nek grotendeels in twee in verband liggende reeksen. Volgens de beschrijvers behoren schedel en nek aan één individu toe, hoewel ze oorspronkelijk als twee specimina, respectievelijk "HQ2" en "HQ1", werden aangeduid. De mate van vergroeiing van de halswervels is een aanwijzing dat het gaat om een jongvolwassen of volwassen exemplaar. Daarnaast zijn talloze ribben, staartwervels, delen van de schoudergordel en voetbeenderen aan de soort toegewezen. De fossielen maken deel uit van de collectie van het Züricher museum. De beenderen zijn van goede kwaliteit en de nek is de meest complete die ooit van een enkel diplodocide individu is gevonden. Vermoedelijk is samen met de nog steeds niet beschreven botten in de verzameling van het AMNH, waartoe ook delen van het bekken behoren, ongeveer de helft van de skeletelementen bekend; zou het totale materiaal door Brown opgedolven nog aanwezig zijn, dat van minstens vijfentwintig individuen afkomstig was, dan was bijna het hele skelet bekend geweest. Het AMNH bezit een tweede schedel die als ''[[Barosaurus]]'' tentoon wordt gesteld. Bij de vindplaats zijn ook fossiele sporen aangetroffen die toegeschreven zijn aan een ''[[Allosaurus]]'' sp.
 
Al voor de naamgeving in 2012 was de vondst onderwerp van wetenschappelijk onderzoek. In 2005 onderzocht [[Daniela Schwarz]] een van de wervels door middel van een [[CAT-scan]] om de uitgebreidheid van de interne luchtholten vast te stellen. In 2010 zette [[Andreas Christian]] de goede conservering van de nek, waaronder de per wervel vaststelbare wanddikte, in voor zijn stelling dat de nek van sauropoden relatief hoog opgericht gehouden werd, iets wat bevestigd werd door een studie van [[Armin Schmitt]] naar het [[evenwichtsorgaan]]. In 2012 gebruikte Tschopp de informatie van een CAT-scan om met een [[3D-printer]] om een replica op ware grootte van de nek te produceren. Deze replica is, samen met een gecompleteerd afgietsel van de schedel en wat authentieke botten uit de romp, in het SMA in silhouet opgesteld.