Macro-economie: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
JvR82 (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
JvR82 (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 4:
De macro-economie staat in tegenstelling tot de [[micro-economie]], die zich primair op de acties van individuele [[agent (economie)|agent]]en richt (zoals individuele [[bedrijf|bedrijven]] en [[consument]]en) en probeert te verklaren hoe hun gedrag de [[prijs (economie)|prijzen]] en hoeveelheden in specifieke [[markt (economie)|markt]]en determineert.
 
De macro-economie is een breed vakgebied. Er zijn twee gebieden van onderzoek die symbool staan voor de macro-economie: de poging om de oorzaken en gevolgen van [[korte termijn]]schommelingen in het [[nationaal inkomen]] te begrijpen (de [[conjunctuur|cyclus]]), en de poging om de [[lange termijn]]determinanten van de [[economische groei]] (stijging van het nationaal inkomen) te begrijpen.
 
Macro-economen ontwikkelen [[macro-economisch model|modellen]] die de relatie tussen onderzochte factoren als [[nationaal inkomen]], [[output (economie)|output]], [[consumptie]], [[werkloosheid]], [[inflatie]], [[besparingen]], [[investering]]en, [[internationale handel]] en [[internationale kapitaalstromen]] proberen te verklaren. [[Macro-economisch model|macroMacro-economische model]]len en hun [[voorspelling (economie)|voorspelling]]en worden door zowel overheden als grote bedrijven en [[bank (financiële instelling)|bank]]en gebruikt om te helpen bij de ontwikkeling en evaluatie van [[economisch beleid]] en business [[strategische planning|strategie]].
 
== Het object van de macro-economie ==
De macro-economie bestudeert 'geaggregeerde grootheden': grootheden die door samenvoeging, en/of optelling tot stand zijn gekomen, waarbij individuele eigenschappen buiten beschouwing worden gelaten. Voorbeelden van zulke grootheden zijn: het [[nationaal inkomen]], de [[werkgelegenheid]], de nationale [[consumptie]], de [[investering]]en en het algemeen [[prijsniveau]] (of prijspeil).<br />
De centrale vraag in de macro-economie is welke factoren de [[welvaart]] in een [[volkshuishouding]] als geheel bepalen. Hoe deze welvaart wordt gerealiseerd, [[verdeling (economie)|verdeeld]], gehandhaafd, en hoe deze zich zal ontwikkelen.
 
Behalve de macro-economie bestaat er ook de [[micro-economie]]. Macro stamt van het [[Grieks]]e ''macros'', dat groot betekent; ''micros'' staat voor klein. In de micro-economie staat de [[prijsvorming]] op afzonderlijke [[markt (economie)|markten]] centraal: wat verklaart de hoogte van de [[prijs (economie)|prijs]] van een bepaald product (gegeven een aantal ([[ceteris paribus]]-)voorwaarden)? Daarbij is ook de prijsvorming van [[productiefactor]]en ([[kapitaal (economie)|kapitaal]], [[arbeid (economie)|arbeid]], [[land (economie)|land]], natuur en ondernemerschap) op een bepaalde [[markt (economie)|markt]] van belang. Prijzen van productiefactoren zijn de inkomens voor de [[aanbod (economie)|aanbieders]] van de productiefactoren.
Regel 19:
De praktische doelstelling van macro-economisch onderzoek is vooral om bij te dragen aan het [[economisch beleid]] van de overheid.
Daarbij wordt getracht een of meer van de volgende [[doelstelling]]en te realiseren:
* volledigeVolledige [[werkgelegenheid]]
* stabielStabiel [[prijspeil]]
* evenwichtEvenwicht op de lopende rekening van de [[betalingsbalans]]
* evenwichtigeEvenwichtige [[economische groei]]
* zorgZorg voor het [[milieu]]
* redelijkeRedelijke [[inkomensverdeling]]
 
Overigens is de macro-economie ook van groot praktisch belang voor economisch analisten bij banken en internationale ondernemingen.
Regel 30:
== Geschiedenis ==
===Oorsprong===
Tot het begin van de 20e eeuw bestond er geen onderscheid tussen micro- en macro-economie. De macro-economie vindt zijn oorsprong in de [[conjunctuur]]theorie en de [[monetaire economie|monetaire theorie]]<ref>{{aut|Dimand}} (2008)</ref>. De [[Kwantiteitstheorie|kwantiteitstheorie van het geld]] was voor de [[Tweede Wereldoorlog]] bijzonder invloedrijk en nam vele vormen aan, waaronder de versie gebaseerd op het werk van de [[Irving Fisher]]:
:<math>M\cdot V = P \cdot Q</math>
 
Regel 47:
 
=== Monetarisme ===
[[Milton Friedman]] formuleerde een nieuwe versie van de kwantiteitstheorie, waar hij een belangrijke rol inruimde voor de [[geldvraag|vraag naar geld]]. Hij beargumenteerde dat de rol van het geld in de economie voldoende was om de [[Grote Depressie]] te verklaren en dat een op geaggregeerde vraag gebaseerde uitleg hiervoor niet nodig was. Friedman betwijfelde of de overheid wel in staat was om de economie met monetair beleid te "fine-tunen". Hij bepleitte met klem een gestage en voorspelbare groei van het [[geldaanbod|aanbod van geld]] in plaats van frequente en onvoorspelbare interventie.<ref> {{aut|Blanchard}} (2011), blz. 582-583.</ref> Friedman vocht ook de [[Phillips-curve]]-relatie tussen inflatie en werkloosheid aan. Friedman en [[Edmund Phelps]] (die geen [[monetarisme|monetarist]] was) stelden een "verbeterde" versie van de Phillipscurve voor, die de mogelijkheid van een stabiele, langetermijnafruil tussen [[inflatie]] en [[werkloosheid]] uitsloot. Toen de [[Oliecrisis van 1973|olieschok]]ken van de jaren 1970 tegelijkertijd een hoge werkloosheid en hoge inflatie deden ontstaan ([[stagflatie]])​​, gaven de feiten Friedman en Phelps grotendeeldgrotendeels gelijk. Het monetarisme was zeker in de vroege jaren tachtig zeer invloedrijk. Daarna raakte deze stroming echter uit de gratie. Voor de [[centrale bank|centrale banken]] bleek het uiterst moeilijk om een stabiel geldaanbod uiterst moeilijk, een vaste rente bleek veel makkelijker. Daarnaast raakte het monetarisme politiek in diskrediet toen [[Paul Volcker]]'s succesvolle poging rond 1980-1981 om de inflatie blijvend te verlagen (door het geldaanbod te verkrappen, in het begin van de jaren tachtig) een zware recessie teweeg bracht.
 
===Nieuw-klassieken===
De opkomst van de [[nieuw-klassieke macro-economie]] daagde de Keynesiaanse school verder uit. Een centrale ontwikkeling in het nieuw-klassieke gedachtegoed was de introductie door [[Robert Lucas]] van de theorie van de [[rationele verwachtingen]] in de macro-economie. Voorafgaand aan Lucas maakten economen over het algemeen gebruik van de theorie van de [[adaptieve verwachtingen]], waar de [[agent (economie)|economische agent]]en werden verondersteld om naar het recente verleden te kijken bij het vormen van hun verwachtingen over de toekomst. De theorie van de rationele verwachtingen neemt aan dat agenten zich intelligenter gedragen. Een consument zal niet meer simpelweg aannemen dat de toekomstige inflatie 2% zal bedragen, alleen maar omdat dit het gemiddelde over de afgelopen jaren was. In plaats daarvan zal hij naar het huidige monetaire beleid en de huidige economische omstandigheden kijken. Op basis hiervan zal hij een weloverwogen prognose maken, waarop hij zijn [[consumptie]] en [[besparing|spaargedrag]] zal aanpassen. Toen de nieuw-klassieke economen de theorie van de rationele verwachtingen in hun [[economisch model|model]] introduceerden, toonden zij aan dat monetair beleid slechts een beperkte impact kan hebben.
Hier nauw op aansluitend kwam Lucas ook met zijn (vooral in de Verenigde Staten) [[Lucas-kritiek|invloedrijke kritiek]] op Keynesiaanse empirische economische modellen. Hij betoogde dat voorspellende modellen (zoals in Nederland door de [[Centraal Planbureau|CPB]] gebruikt), die zich baseren op empirische relaties, onstabiel zouden zijn. Hij pleitte daarom voor modellen op basis van de fundamentele economische microtheorie, die in ieder geval in principe, stabieler zouden zijn, naarmate er kwalitatieve veranderingen in de economie optraden. Naar aanleiding van deze [[Lucas-kritiek]] kwamen nieuw-klassieke economen, onder aanvoering van [[Edward C. Prescott]] en [[Finn E. Kydland]] met de zogenaamde [[Reële businesscycletheorie|''Real business cycle'']]-(RBC)-modellen van de macro-economie. RBC-modellen werden opgesteld door het combineren van fundamentele vergelijkingen uit de neoklassieke [[micro-economie]]. RBC-modellen verklaren [[recessie]]s en [[werkloosheid]] door veranderingen in de [[technologie]] in plaats van door veranderingen in de [[markt (economie)|markt]]en voor [[goed (economie)|goederen]] of [[geld]]. Critici van RBC-modellen beweren echter dat het zonder meer duidelijk is dat geld een zeer belangrijke rol speelt in de economie. Het idee dat veranderingen in de technologie recessies kunnen verklaren, vinden zij ongeloofwaardig.<ref> {{aut|Blanchard}} (2011), blz, 587.</ref> Ondanks vragen over de theorie achter deze RBC-modellen zijn deze echter wel degelijk van invloed geweest op de economische methodologie.
 
=== Antwoord van de nieuw-Keynesianen ===