Albert Bouts: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Sonuwe (overleg | bijdragen)
k linkfix
Mexicano (overleg | bijdragen)
Regel 6:
Bouts was de tweede zoon van kunstschilder [[Dirk Bouts]] en de jongere broer van [[Dirk Bouts de Jongere]]. Bouts kreeg zijn eerste opleiding van zijn vader. Na diens dood in 1475 verliet hij Leuven om zijn opleiding te vervolledigen, vermoedelijk bij [[Hugo van der Goes]]. Bouts was op dat moment nog [[minderjarig]] en liet het beheer van zijn goederen over aan een oom. Hij keerde ten laatste in 1479 terug naar Leuven.
 
Het grootste deel van zijn tijd bracht Bouts door in Leuven waar hij in opdracht van vele kerken werkte. Bouts verwerkte in zijn schilderijen motieven die hij ontleende van zijn vader en van Van der Goes die hij in [[Spiegelbeeld (reflectie)|spiegelbeeld]] weergaf. Albert ontwikkelde nochtans zijn eigen stijl met sterke [[kleur]]en, rijke [[textuur|texturen]] en zin voor detail maar kon nooit het niveau van zijn vader bereiken. Hij schilderde vele [[diptiek]]en met als thema ''De lijdende Christus'' en ''Mater Dolorosa''.
 
Zijn bekendste werk is de [[Triptiek (schilderij)|triptiek]] ''De hemelvaart van Maria'' dat in de [[Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België]] te [[Brussel (stad)|Brussel]] hangt. Lange tijd was de schilder ervan onbekend en werd het toegeschreven aan de naam ''De Meester van De Hemelvaart van Maria''. Nadat in 1863 de Leuvense stadsarchivaris Edward Van Even reeds vermoedde dat dit schilderij moest toegeschreven worden aan Albert Bouts werd het werk in 1902 definitief toegeschreven aan hem. Op dat moment kon de [[Universiteit Gent|Gentse]] [[kunstgeschiedenis|kunsthistoricus]] en [[hoogleraar]] [[Georges Hulin de Loo]] het familiewapen met de eerste letter van de voornaam traceren op één van de zijflanken. Het schilderij zou later dienen om nog verscheidene andere werken aan Bouts toe te schrijven.