Staatsbedrijf: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Salix2 (overleg | bijdragen)
k beiden mz beide
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 1:
Een '''staatsbedrijf''' of '''overheidsbedrijf''' is een [[bedrijf]] dat in handen is van de [[overheid]], (de [[staat]]). Staatbedrijven komen voor onder uiteenlopende politieke systemen, variërend van [[communisme]] tot [[kapitalisme]]. Meestal heeft een staatsbedrijf een [[monopolie]]positie in de betreffende sector. Daarnaast is hetHet streven naar [[winst (onderneming)|winst]] is niet noodzakerlijkswijs een voorwaarde, veelal beoogt de overheid juist een ander doel en stapt het daarom in een gat waarin de markt niet (kan) voorzien. Staatsbedrijven kunnen direct door de overheid zijn opgericht of door [[nationalisering]] in handen zijn gekomen.
 
De grootste bedrijven ter wereld zijn [[staatsoliemaatschappij]]en als [[Saudi Aramco]], [[Petróleos Mexicanos|Pemex]] en [[Petróleos de Venezuela]].
Een staatsbedrijf valt direct onder de overheid. Het is dus geen [[Naamloze vennootschap]] (NV) of [[Besloten vennootschap]] (BV) en het personeel van een staatsbedrijf heeft de [[ambtenaar|ambtenarenstatus]].
 
Die strikte ambtelijke structuur wordt enigszins versoepeld in een tussenvorm: het "autonoom overheidsbedrijf", zoals "[[Vlaamse Vervoermaatschappij "De Lijn"|De Lijn]]". In België circuleert nog de oude benaming [[parastatale]].
 
Nederlandse staatsbedrijven waren onder andere: [[PTT (Nederland)|PTT]] en [[Koninklijke DSM N.V.|DSM]], maar deze zijn beide [[verzelfstandiging|verzelfstandigd]] en [[privatisering|geprivatiseerd]]. De [[Nederlandse Spoorwegen]] daarentegen is nooit een officieel staatsbedrijf geweest, maar was in de periode 1938-1994 een semi-overheidsbedrijf.
 
In een private onderneming is het [[Kapitaal (economie)|kapitaal]] in handen van private kapitaalverstrekkers; het [[eigen vermogen]] van het staatsbedrijf daarentegen is afkomstig van de staat. Staatsbedrijven vormen de ruggengraat van een collectivistische economie, waar in hoofdzaak de [[overheid]] de rol van [[ondernemer]] vervult. Meestal komen er daarnaast toch in beperkte mate coöperatieve eigendom en private eigendom voor. Ook in de meeste kapitalistische markteconomieën komen om verscheidene redenen in beperkte mate staatsbedrijven voor.
 
Een staatsbedrijf valt direct onder de overheid. Het is dus geen [[Naamloze vennootschap]] (NV) of [[Besloten vennootschap]] (BV) en het personeel van een staatsbedrijf heeft de [[ambtenaar|ambtenarenstatus]]. Die strikte ambtelijke structuur wordt enigszins versoepeld in een tussenvorm: het "autonoom overheidsbedrijf", zoals "[[Vlaamse Vervoermaatschappij "De Lijn"|De Lijn]]". In België circuleert nog de oude benaming [[parastatale]].
- Bepaalde staatsbedrijven zijn opgericht om essentiële functies in de economie uit te oefenen waarover de gemeenschap democratische controle wenst te behouden. een typisch voorbeeld vormt de emissieactiviteit van het [[chartaal geld]], die in alle landen in handen is van een [[centrale bank]] (of van een netwerk van centrale banken) die over het overheidsmonopolie beschikt. Een ander voorbeeld vormen de [[spoorwegen]], waaraan dikwijls een militair-strategisch belang gehecht werd.
 
- Natuurlijke monopolies vormen een ander type van staatsbedrijven. Bepaalde producties worden immers gekenmerkt door sterke positieve schaaleffecten. In dergelijke sectoren zouden bij vrije concurrentie grote ondernemingen dan ook de kleinere uit de markt verdringen, totdat uiteindelijk slechts één private onderneming zou overblijven. Die zou dan evenwel over monopoliemacht beschikken , waarvan men vreest dat zijn misbruik zou maken. Om zulks te vermijden, neemt de staat soms de productie van dergelijke goederen en diensten op zich, hetgeen evenwel op zich geen garantie vormt dat de betrokken nadelen niet optreden. Voorbeelden zijn waterdistributie en collectief vervoer.
 
Staatbedrijven zijn niet hetzelfde als bedrijven die (tijdelijk) in handen van de overheid zijn. Na de reddingspoging van staatswege van [[Fortis]] en (indirect) [[ABN AMRO]] in 2008 heeft de overheid weliswaar een deel van de eigendom van deze ondernemingen verkregen, maar veranderde de juridische positie van de onderneming en de werknemers niet. De situatie is daarmee vergelijkbaar met die van bedrijven waarin buitenlandse overheden investeren door middel van [[sovereign wealth fund]]s, ook in die situatie wordt doorgaans niet van een staatsbedrijf gesproken.
- Vele staatsbedrijven zijn opgericht om politiek-ideologische redenen. Tegenstanders van de kapitalistische markteconomie probeerden vooral na de [[Tweede Wereldoorlog]] staatsbedrijven op te richten als tegengewicht voor het ongebreidelde winststreven dat volgens hen de kapitalistische maatschappij kenmerkte. Op die manier hoopten zij bijvoorbeeld inzicht te verkrijgen in de werking van bepaalde nijverheden (bv. de energiesector of het bankwezen) teneinde die beter aan overheidsreglementering te kunnen onderwerpen, meenden zij de tewerkstelling in bepaalde bedrijven los van marktoverwegingen te kunnen handhaven, de invloed van buitenlandse groepen en buitenlandse regeringen in het eigen bedrijfsleven te verminderen of de effectiviteit van de planning te verhogen.
 
Nederlandse staatsbedrijven waren onder andere: [[PTT (Nederland)|PTT]] en [[Koninklijke DSM N.V.|DSM]], maar deze zijn beide [[verzelfstandiging|verzelfstandigd]] en [[privatisering|geprivatiseerd]]. De [[Nederlandse Spoorwegen]] daarentegen is nooit een officieel staatsbedrijf geweest, maar was in de periode 1938-1994 een semi-overheidsbedrijf.
- Sommige staatsbedrijven kwamen tot stand om taken over te nemen (bv. producties die zeer hoge researchkosten vergen, het herstructureren van verlieslatende bedrijfssectoren), die het private initiatief te risicovol vond om erin te investeren.
 
== Doel ==
Staatbedrijven zijn niet hetzelfde als bedrijven die (tijdelijk) in handen van de overheid zijn. Na de reddingspoging van staatswege van [[Fortis]] en (indirect) [[ABN AMRO]] in 2008 heeft de overheid weliswaar een deel van de eigendom van deze ondernemingen verkregen, maar veranderde de juridische positie van de onderneming en de werknemers niet. De situatie is daarmee vergelijkbaar met die van bedrijven waarin buitenlandse overheden investeren door middel van [[sovereign wealth fund]]s, ook in die situatie wordt doorgaans niet van een staatsbedrijf gesproken.
-* Bepaalde staatsbedrijven zijn opgericht om essentiële functies in de economie uit te oefenen waarover de gemeenschap democratische controle wenst te behouden. een typisch voorbeeld vormt de emissieactiviteit van het [[chartaal geld]], die in alle landen in handen is van een [[centrale bank]] (of van een netwerk van centrale banken) die over het overheidsmonopolie beschikt. Een ander voorbeeld vormen de [[spoorwegen]], waaraan dikwijls een militair-strategisch belang gehecht werd.
-* Natuurlijke monopolies vormen een ander type van staatsbedrijven. Bepaalde producties worden immers gekenmerkt door sterke positieve schaaleffecten. In dergelijke sectoren zouden bij vrije concurrentie grote ondernemingen dan ook de kleinere uit de markt verdringen, totdat uiteindelijk slechts één private onderneming zou overblijven. Die zou dan evenwel over monopoliemacht beschikken , waarvan men vreest dat zijn misbruik zou maken. Om zulks te vermijden, neemt de staat soms de productie van dergelijke goederen en diensten op zich, hetgeen evenwel op zich geen garantie vormt dat de betrokken nadelen niet optreden. Voorbeelden zijn waterdistributie en collectief vervoer.
-* Vele staatsbedrijven zijn opgericht om politiek-ideologische redenen. Tegenstanders van de kapitalistische markteconomie probeerden vooral na de [[Tweede Wereldoorlog]] staatsbedrijven op te richten als tegengewicht voor het ongebreidelde winststreven dat volgens hen de kapitalistische maatschappij kenmerkte. Op die manier hoopten zij bijvoorbeeld inzicht te verkrijgen in de werking van bepaalde nijverheden (bv. de energiesector of het bankwezen) teneinde die beter aan overheidsreglementering te kunnen onderwerpen, meenden zij de tewerkstelling in bepaalde bedrijven los van marktoverwegingen te kunnen handhaven, de invloed van buitenlandse groepen en buitenlandse regeringen in het eigen bedrijfsleven te verminderen of de effectiviteit van de planning te verhogen.
-* Sommige staatsbedrijven kwamen tot stand om taken over te nemen (bv. producties die zeer hoge researchkosten vergen, het herstructureren van verlieslatende bedrijfssectoren), die het private initiatief te risicovol vond om erin te investeren.
 
==Zie ook==