Periode van Lente en Herfst: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Papageno~nlwiki (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Papageno~nlwiki (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 5:
De periode begint in [[722 v.Chr.]], 49 jaar nadat de hoofdstad van de [[Zhou-dynastie]] verplaatst was naar [[Luoyi]] (tegenwoordig [[Luoyang]]), omdat de westelijker gelegen hoofdstad Hao was verwoest na een aanval van barbaren. De Zhou-koning [[Zhou Youwang|You]] was daarbij omgekomen en zijn zoon [[Ping (koning)|Ping]] verhuisde daarom naar veiliger gebied. De balans tussen hem en de [[leenman]]nen was echter uit evenwicht geraakt; de koning had nog slechts zijn rituele functie als intermediair tussen hemel en aarde. De leenmannen gingen voortaan hun eigen weg en het was voor de koning onmogelijk zijn gezag te herstellen.
 
Vanaf dan regeerden de Zhou-koningen enkel over het Koninklijk Gebied, dat niet meer was dan de stad Luoyang en de omgeving. De leenmannen werden al gauw krijgsheren die elk een staat (met een eigen interne feodale structuur) opbouwden) en met elkaar oorlog voerden. In het begin waren dat slechts kleine veldslagen, maar later werden dat grote oorlogen, waarbij soms staten het land van hun buurman volledig veroverden. De kroniek ''[[Commentaar van Mijnheer Zuo op de Lente- en Herfstannalen|Zuozhuan]]'' noemt 148 staten, waarvan [[Qi (staat)|Qi]], Jin, Qin, Lu, Cao, Zheng, Song, Xu, Chen, Wey, Yan, Cai, Wu en Yue de belangrijkste waren. De vele kleine staatjes maakten plaats voor steeds grotere staten. De staten in de periferie, zoals [[Jin (staat)|Jin]], [[Qin (staat)|Qin]] en [[Chu (staat)|Chu]] hadden hierbij het voordeel dat zij hun gebied naar buiten toe nog konden vergroten, om vervolgens als grotere staat met de andere staten de strijd aan te gaan. Chu werd aanvankelijk niet tot de Zhou-sfeer gerekend, maar beschouwd als een semi-barbaarse staat.
 
Ook de relaties tussen de heersende families droegen bij aan het ontstaan van oorlogen. Zoons en dochters werden uitgehuwelijkt in andere staten en dit schepte wederzijdse belangen bij de erfopvolging. Heersers hadden meerdere zonen bij hun eigen vrouw en diverse [[concubine]]s. Indien die zonen niet tevreden waren met hun erfdeel konden zij elkaar bevechten of overlopen naar andere staten. In de ''Zuozhuan'' komen dergelijke conflicten duidelijk naar voren.