Oppervlaktespanning: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Oli wiki (overleg | bijdragen)
Oli wiki (overleg | bijdragen)
Regel 41:
De oppervlaktespanning ontstaat door de aantrekkingskracht tussen de watermoleculen ([[vanderwaalskrachten]]). Door een stof aan het zuivere water toe te voegen, breng je vreemde deeltjes tussen de waterdeeltjes. Daardoor gaat de afstand tussen twee watermoleculen toenemen. Wanneer deze vreemde deeltjes omgeven worden door watermoleculen heeft dit geen zichtbaar effect. Vreemde deeltjes aan het oppervlak hebben echter wel een effect. De oppervlaktespanning is groter wanneer de watermoleculen zich dichter bij elkaar bevinden, de aantrekkingskrachten zijn dan het grootst. Doordat deze vreemde deeltjes zich tussen de watermoleculen begeven, vergroot de afstand tussen de watermoleculen en verlaagt de oppervlaktespanning. Dit kan men algemeen voor alle oplosbare stoffen aannemen.
 
Bij het oplossen van [[zeep]] in water merk je op dat de oppervlaktespanning heel wat lager is in vergelijking met een oplossing van bijvoorbeeld water en natriumchloride. Dat komt omdat zeep uit een lange [[koolwaterstofketen]] en een ion bestaat. De zijde waaraan het ion hangt is [[hydrofiel]], de andere [[hydrofoob]]. Onder invloed van de hydrofobe keten wordt de zeepmolecule naar het wateroppervlak geduwd. De zeepmoleculen richten zich met de hydrofobe kant naar buiten en de hydrofiele kant naar het water. De afstand tussen watermoleculen vergroot en de oppervlakte-spanning daalt.
 
De hydrofobe keten hecht zich makkelijk aan vetten. Door het vasthechten van deze hydrofobe keten aan de vetten kan water zich onder de vetdeeltjes begeven. Dit is de reden waarom je zeep aan het vaatwater moet toevoegen.