Mercantilisme: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Youbuntu (overleg | bijdragen)
k →‎Frankrijk 17e eeuw: Foutcorrectie (spelling), typos fixed: heften → hieven met AWB
HanhilBot (overleg | bijdragen)
k gekend -> bekend, per http://nl.wikipedia.org/w/index.php?title=Wikipedia:Verzoekpagina_voor_bots&oldid=31014767#Gekend_naar_bekend
Regel 3:
Het Europees '''mercantilisme''' is een [[economische theorie]] uit de [[vroegmoderne tijd]], die inhield dat de welvaart van een natie afhankelijk is van het aanbod van [[kapitaal (economie)|kapitaal]] in die natie, en dat het [[wereldhandel|globale volume]] van de [[internationale handel]] "onveranderlijk" is, een [[nulsomspel|zero-sum game]]: wat de ene partij wint, verliest de andere. De theorie domineerde het economische beleid in West-Europa van het begin van de 16e eeuw tot het eind van de 18e eeuw. Het mercantilisme was een reactie van regeringen op de opkomst van het [[handelskapitalisme]], ook wel ''vroegkapitalisme'' genoemd. Ook het gebrek aan edelmetaal vanaf het eind van de zestiende eeuw speelde een rol.
 
In de mercantilistische denkwijze worden economische activa (of kapitaal) vertegenwoordigd door [[edelmetaal|edelmetalen]] ([[goud]] en [[zilver]]) en de handelsgoederen in het bezit van de staat. De theorie stelt rijkdom en het bezit van monetaire activa min of meer aan elkaar gelijk. Het bezit van [[goud|goudvoorraden]]voorraden en [[zilver]] werd van groot belang geacht voor de macht van de staat omdat dit een stabiele buffer was in moeilijke tijden en zo een zekere onafhankelijkheid garandeerde.
 
Deze rijkdom kon het best worden verhoogd door middel van een positieve [[handelsbalans]] met andere landen. De export moest worden gestimuleerd, de import moest worden ontmoedigd. Het middel hiertoe was het gebruik van respectievelijk export[[subsidie]]s en het heffen van [[Douanerechten|tarieven]] op de import. De mercantilistische theorie schrijft voor dat de overheid een [[protectionisme|protectionistische]] rol in de economie moet spelen. Er is een hoge mate van economische bemoeienis door de staat vereist. Deze interventie richtte zich aan de ene kant op het bevorderen maar vooral ook structureren van de handel (export), aan de andere kant op het nemen van protectionistische maatregelen om de import zoveel mogelijk te beperken.
Regel 10:
De meeste van de Europese economen die tussen 1500 en 1750 actief waren, worden tegenwoordig als mercantilisten beschouwd; deze term werd aanvankelijk alleen door hun critici, zoals Mirabeau en [[Adam Smith|Smith]], gebruikt, maar werd al snel overgenomen door historici. Het begrip "mercantilisme" werd in het begin van de 19e eeuw voor het eerst gebruikt in het Duitse taalgebied.
 
Het grootste deel van wat men gewoonlijk de "mercantilistische literatuur" noemt, verscheen in de jaren 1620 in Groot-Brittannië.<ref name="Magnusson2003p46">{{aut|Magnusson}} (2003), blz. 46. </ref> Smith zag de Engelse koopman [[Thomas Mun]] (1571-1641) als een belangrijke schepper van het mercantilistische denken. Vooral zijn postuum gepubliceerde ''Treasure by Foreign Trade'' (1664) werd door Smith als het manifest van de beweging beschouwd.<ref name="Magnusson2003p47">{{aut|Magnusson}} (2003), blz. 47. </ref> Misschien wel het laatste belangrijke mercantilistische werk was de ''Principles of Political Economy'' van [[James Denham-Steuart|James Steuart]] uit 1767<ref name="Magnusson2003p46"/>
 
Ook buiten Engeland verscheen er "Mercantilistische literatuur". Italië, Frankrijk en Spanje produceerden gekendebekende schrijvers, die over mercantilistische thema's publiceerden. Voorbeelden zijn de Italianen [[Giovanni Botero]] (1544-1617) en [[Antonio Serra]] (1580 -?); De Fransen [[Jean Bodin]], [[Jean-Baptiste Colbert|Colbert]] en andere voorlopers van de [[fysiocraten]]; meerdere schrijvers uit de Spaanse [[School van Salamanca]], waaronder [[Francisco de Vitoria]] (1480 of 1483 - 1546), [[Domingo de Soto]] (1494-1560), [[Martin de Azpilcueta]] (1491-1586) en [[Luis de Molina]] (1535-1600). Veel van de Britse schrijvers, waaronder Mun en [[Edward Misselden|Misselden]], waren kooplieden, terwijl de meeste mercantilistische schrijvers uit de andere landen ambtenaren waren.
 
Ook in 19e eeuw vindt men nog mercantilistische thema's nog voor bij schrijvers uit de Duitse [[Historische Schule]], zoals [[Friedrich List|List]], evenals bij aanhangers van het "Amerikaanse systeem" en het Britse "vrijhandelsimperialisme"
Regel 25:
* Alle export van goud en zilver verbieden en bevorderen dat al het binnenlandse geld in omloop blijft.
* Invoer van buitenlandse goederen zo veel mogelijk ontmoedigen.
* Bepaalde onmisbare invoer bij de bron aanschaffen, echter niet in ruil voor goud en zilver, maar in ruil voor in het binnenland geproduceerde goederen.
* De invoer zoveel mogelijk beperken tot grondstoffen, die binnenlands verder kunnen worden verwerkt.
* Constant zoeken naar kansen voor de verkoop van overtollige in het binnenland geproduceerde goederen aan buitenlanders ook hier zoveel mogelijk in ruil voor goud en zilver.
* Het niet toestaan van invoer van goederen die ook in voldoende en geschikte mate op de thuismarkt worden geproduceerd.
 
== Frankrijk 17e eeuw ==
Regel 46:
Veronderstel bijvoorbeeld dat Portugal een efficiëntere producent van zowel [[wijn]] als [[Lakenindustrie|laken]] zou zijn dan Engeland, maar dat het in Engeland relatief goedkoper zou zijn om laken te produceren in vergelijking met wijn. Dus als Portugal zich in wijn zou specialiseren en Engeland in laken, zouden ''beide'' ''beter'' af zijn als zij handel zouden drijven. Dit is een voorbeeld van de wederzijdse voordelen van handel als gevolg van [[comparatief voordeel]]. In de moderne economische theorie is handel ''niet'' een [[nulsomspel|zero-sum game]] van moordende [[concurrentie]], dit omdat beide partijen kunnen profiteren
 
Hume beargumenteerde in een beroemde passage de onmogelijkheid van het mercantilistische doel van een constante positieve [[handelsbalans]]. Hun redenering was dat als [[edelmetaal]] een land binnenstroomde, dat dit dan het [[aanbod]] zou verhogen en dat de waarde van edelmetaal in die staat ten opzichte van andere goederen gestaag zou dalen. Als de staat omgekeerd edelmetaal zou exporteren, zou de waarde ervan, ook weer in verhouding tot andere producten, langzaam stijgen. Uiteindelijk zou het niet meer lonend zijn om goederen van het hoge prijzenland naar het lageprijzen land te exporteren. Het saldo van de handelsbalans zou nu omkeren. Mercantilisten begrepen deze te verwachten gang van zaken niet. Zij betoogden lange tijd dat een toename van de geldhoeveelheid simpelweg zou betekenen dat iedereen in het edelmetaal invoerende land rijker zou worden.<ref name= "Ekelund1975p43">{{aut|Ekelund en Hebert}} (1975), blz. 43. </ref>
 
Het belang dat gehecht werd aan edelmetaal was ook een centraal doel van de kritiek, zelfs toen veel mercantilisten zelf al begonnen waren het belang van [[goud]] en [[zilver]] te relativeren. Adam Smith merkte op dat de kern van het mercantiele systeem de "populaire dwaasheid was om rijkdom te verwarren met geld," edelmetaal was eigenlijk precies als alle andere grondstoffen, en er was geen enkele reden om edelmetaal een speciale behandeling te geven.<ref name = "Magnussen2003p46"> {{aut|Magnussen}} (2003), blz. 46.</ref> Meer recent hebben geleerden de juistheid van deze kritiek op zijn waarde geschat. Zij geloofden dat Mun en Misselden deze fout niet in de jaren 1620 maakten en zij wijzen op hun volgelingen Josiah Child en [[Charles Davenant]], die in 1699 schreef: "Goud en zilver zijn inderdaad de maatstaven van de handel, maar in alle landen zijn de natuurlijke of kunstmatige product van het land de bron en het origineel ervan; in alle landen zijn de natuurlijke of kunstmatige producten van het land, dat wil zeggen, wat dit land of wat deze arbeider en industrie produceren."<ref> Hiernaar wordt verwezen in Davenant, 1771 [1699], blz. 171 in Magnussen (2003), blz. 53.</ref> De kritiek, dat mercantilisme een vorm van rent-seeking zou zijn, is ook bekritiseerd, met name toen geleerden zoals [[Jacob Viner]] er in de jaren 1930 op wezen dat handelaarmercantilisten, zoals Thomas Mun begrepen dat zij geen baat zouden hebben bij hogere prijzen voor Engelse waren in het buitenland. <ref name= "Magnussen2003p54">{{aut|Magnussen}} (2003), blz. 54. </ref>
 
De eerste school die het mercantilisme volledig afwees was die van de [[fysiocraten]], die hun theorieën in Frankrijk ontwikkelden. Hun theorieën leden ook aan een aantal belangrijke problemen, en de vervanging van mercantilisme kwam pas van de grond na de publicatie in 1776 door [[Adam Smith]] van de ''[[The Wealth of Nations]]''. Dit boek schetst de basis van wat tegenwoordig bekend staat als de [[klassieke economie]]. Smith besteedt een aanzienlijk deel van zijn boek aan het weerleggen van de argumenten van de mercantilisten, hoewel hij hun ideeën vaak weergeeft in vereenvoudigde of overdreven versies van het mercantilistisch denken.<ref name="Niehans1990p19">{{aut|Niehans}} (1990), blz. 19. </ref>
 
Geleerden zijn ook verdeeld over de oorzaak van het einde van het mercantilisme. Degenen die geloofden dat de theorie gewoon fout was, waren van mening dat de vervanging van het mercantilisme onvermijdelijk toen Smiths meer accurate ideeën werden onthuld. Degenen die vinden dat mercantilisme rent-seeking was, vonden dat het mercantilisme pas eindigde nadat zich belangrijkste machtsverschuivingen hadden voorgedaan. In Groot-Brittannië verdween het mercantilisme langzamerhand naar de achtergrond toen het Parlement in plaats van de koning de macht kreeg om [[monopolie]]s te verlenen. Terwijl de rijke kapitalisten, die het Lagerhuis controleerden van deze [[monopolie]]s profiteerden, vond het Parlement het moeilijk om ze als gevolg van de hoge kosten van [[groepsbesluitvorming]] te implementeren.<ref>{{aut|Ekelund & Tollison}} (1981). </ref>
 
Mercantilistische verordeningen werden in de loop van de achttiende eeuw in Groot-Brittannië steeds meer ingetrokkken en in de 19e eeuw omarmde de Britse regering de [[vrijhandel]] en Smiths [[laissez-faire]]-economie volledig. Op het Europees continent verliep dit proces enigszins anders. In Frankrijk bleef de economische controle in handen van de koninklijke familie en werd het mercantilisme voortgezet tot de [[Franse Revolutie]]. In Duitsland bleef het mercantilisme in de 19e en het begin van de 20e eeuw, toen de [[Historische Schule|historische school van de economie]] zijn grootste invloed uitoefende, van het grootste belang. <ref name= "Wilson1963p6"> Wilson (1963), blz. 6. </ref>
 
== Oorsprong ==
Geleerden vragen zich af waarom het mercantilisme gedurende 250 jaar de voornaamste economische ideologie was.<ref name="Ekelund1975p61"> {{en}} {{aut|Ekelund en Hébert}} (1975), blz. 61</ref> Een groep, waarvan [[Jacob Viner]] een vertegenwoordiger was, stelt dat mercantilisme een voor de hand liggend, gezond verstand-systeem was, waarvan de [[formele denkfout|logische drogredenen]] niet konden worden ontdekt door de mensen in de 17e en 18e eeuw, simpelweg omdat de vereiste analytische instrumenten in die tijd ontbraken.
 
De tweede school, die wordt ondersteund door geleerden zoals [[Robert B. Ekelund]], stelt dat het mercantilisme zeker geen vergissing was, maar juist in de ogen van diegene die de doctrines van het mercantilisme formuleerden het best mogelijke systeem. Deze school stelt dat mercantilistische beleid werd ontwikkeld en opgelegd door [[rent-seeking]] handelaren en overheden. Handelaren profiteerden sterk van door de overheid opgelegde [[monopolie]]s, een verbod op buitenlandse concurrentie en de armoede van de arbeiders. Overheden profiteerden van hoge [[Prijs (betaling)|tarieven]] en betalingen door de handelaren. Terwijl economische ideeën in latere tijden vaak door wetenschappers en filosofen werden ontwikkeld, waren de mercantilistische schrijvers bijna allemaal kooplieden of regeringsfunctionarissen. <ref name= "Niehans1990p19">{{en}} {{aut|Niehans}} (1990), blz. 19</ref>
 
Een derde verklaring voor het mercantilisme biedt het [[monetarisme]]. De Europese handel op Azië exporteerde edelmetaal om te betalen voor goederen die men in Azië kocht, waardoor de [[geldhoeveelheid]] daalde, wat een neerwaartse druk op de [[prijs (betaling)|prijzen]] en de economische bedrijvigheid veroorzaakte. Het bewijs voor deze hypothese is het ontbreken van [[inflatie]] in de Engelse economie tot de [[Revolutionaire-]] en [[Napoleontische oorlogen]], toen er voor het op eerst op grote schaal [[papiergeld]] werd gebruikt.
Regel 75:
{{Link FA|fr}}
{{Link GA|de}}
 
[[ar:مذهب تجاري]]
[[be-x-old:Мэркантылізм]]