Evolutionaire psychologie: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Hjepkes (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Hjepkes (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 1:
{{Link portaal|Psychologie}}
In de '''evolutionaire psychologie''' worden de [[psychologie|psychologische]] aspecten van de [[geest|menselijke geest]] en menselijk [[gedrag]] vanuit het oogpunt van de [[evolutietheorie]] verklaard. Daarbij worden psychologische functies zoals geheugen, aandacht, perceptie, en taal, maar ook menselijke eigenschappen en gedragingen zoals empathie, altruisme, partnerkeuze, leiderschap, en intergroepsconflict beschouwd vanuit het perspectief van natuurlijke selectie. Mensen kunnen bijvoorbeeld heel veel gezichten onthouden. Gezichtsherkenning biedt voordelen omdat het de mens in staat stelt om te onthouden met welke persoon ze welke informatie hebben gedeeld en met welke persoon ze welke soort relatie hebben. In de menselijke evolutie werden de sociale groepen steeds groter en was het dus voordelig om veel menselijke gezichten te kunnen onderscheiden. Omdat gezichtsherkenning een selectievoordeel bood kunnen we aannemen dat het om een evolutionaire aanpassing (adaptatie) gaat. Zo boden bijvoorbeeld een zekere mate van [[egoisme]] en impulsiviteit maar ook empatie[[empathie]], behulpzaamheid en zelfcontrole (mits onder de juiste omstandigheden getoond) bepaalde selectievoordelen. EvolutionairEvolutionaire psychologen nemen dan ook aan dat eigenschappen zoals empathie en behulpzaamheid ook adaptaties zijn.
 
De theorieën en bevindingen van de evolutionaire psychologie zijn van toepassing op vele gebieden, zoals economie, gezondheid, management, milieu, recht, psychiatrie, politiek en literatuur. [7] [8]
De evolutionaire psychologie heeft zichzelf gevestigd als wetenschappelijke discipline en heeft een steeds sterkere invloed op het terrein van de psychologie, zowel in de Verenigde Staten als in Europa en Nederland. Evolutionaire psychologen beschouwen hun onderzoeksterrein niet zozeer als een subdiscipline binnen de psychologie, maar ze gaan ervan uit dat de evolutietheorie een fundamentele, metatheoretisch kader kan bieden dat de subdisciplines van de psychologie met elkaar integreert alsmede met de biologie en antropologie.[4] [5] Binnen de verwante vakgebieden [[biologische psychologie]] [[sociale psychologie]] [[antropologie]] en [[neurologie]] hebben principes ontleend aan de evolutietheorie gedurende de laatste 20 jaar een groter gewicht gekregen.
 
Geschiedenis en theoretische grondslagen van de evolutionaire psychologie
 
De theorieën waarop de evolutionaire psychologie is gebaseerd zijn afgeleid van het werk van Charles Darwin die een mechanisme ontdekte, natuurlijke selectie, waardoor soorten zich konden ontwikkelden en nieuwe soorten konden ontstaan. De evolutionaire psychologie maakt gebruik van de vooruitgang in de kennis van de evolutietheorie uit de evolutiebiologie.
Evolutionaire psychologen nemen aan dat gedragingen of eigenschappen die algemeen voorkomen in alle culturen goede kandidaten zijn voor evolutionaire aanpassingen [3] Voorbeelden van mogelijk geëvolueerde eigenschappen zijn: emoties, het waarnemen van gezichten, empathie, onderscheid tussen verwanten en niet-verwanten, en samenwerken met anderen. Evolutionaire psychologen doen theoretische voorspellingen vanuit de evolutietheorie over diverse soorten menselijke eigenschappen en gedragingen zoals altruïsme, intelligentie, leiderschap, persoonlijkheid, voorkeur voor seksuele partners, perceptie van schoonheid, ouderlijke investering die vaak uitkomen.[6]
 
Evolutionaire psychologen nemen aan dat natuurlijke selectie ook tot psychologische aanpassingen heeft geleid, op dezelfde manier dat natuurlijke selectie ook tot 'anatomische en fysiologische aanpassingen. Zoals met aanpassingen in het algemeen, zijn psychologische aanpassingen gespecialiseerd voor de omgeving waarin een organisme evolueerde, de omgeving van evolutionaire aangepastheid of de EEA (environment of evolutionary adaptedness. [20] [21]. Natuurlijke selectie zorgt ervoor dat organismen zich aanpassen aan hun omgeving. Seksuele (en sociale) selectie zorgt ervoor dat organismen zich aanpassen aan hun sociale omgeving met bij het vinden van een seksuele partner. Seksuele selectie geeft aanleiding tot sekseverschillen. Omdat vrouwen een relatief grotere ouderlijke investering doen dan mannen (net als bij alle andere zoogdieren) zijn ze kieskeuriger dan mannen in de keuze van een seksuele partner. Deze voorspelling uit de evolutionaire psychologie is inmiddels vele malen aangetoond.
De theorieën en bevindingen van de evolutionaire psychologie zijn van toepassing op vele gebieden, zoals economie, gezondheid, management, milieu, recht, psychiatrie, politiek en literatuur. [7] [8]
 
Een andere mijlpaal in de ontwikkeling van de evolutionaire psychologie is de inclusive fitness theorie van William D. Hamilton (1964). Hamilton liet met een wiskundig model zien dat individuen de verspreiding van hun genen in de volgende generatie kunnen versterken door naaste verwanten (kin) met wie ze hun genen delen te helpen overleven en zich voort te planten. Volgens de "regel van Hamilton", kan zo altruïsme zich ontwikkelen. Andere theorieën voor de verklaring van de evolutie van altruïstisch gedrag zijn wederkerigheid, reputatie, straf, en (culturele) groepsselectie. Deze theorieën verklaren niet alleen de evolutie van altruïstisaltruïsme maar ook van eigenschappen zoals empathie, schuld, woede, en loyaliteit.
 
[[Environment of Evolutionary Adaptedness]]
Een belangrijk concept in de evolutionaire psychologie is de EEA of [[environment of evolutionary adaptedness]]. Deze term, geïntroduceerd door de [[Groot-Brittannië|Britse]] [[psychiater]] en [[psychoanalyse|psychoanalyticus]] [[John Bowlby]] ([[1907]] – [[1990]]), beschrijft de omgevingsfactoren waarin een bepaald gedrag [[evolutie|evolutionair]] gezien tot stand is gekomen door middel van [[adaptatie (biologie)|adaptaties]] en onder druk van de [[natuurlijke selectie]]. Aangezien bij mensen de omgeving vaak zo snel verandert dat het brein zich niet snel genoeg kan aanpassen kan er sprake zijn van een mismatch waarin adaptief gedrag in onze voorouderlijke omgeving niet meer adaptief is (bijvoorbeeld de angst voor slangen en spinnen en vreemdelingen)
 
Andere belangrijke theorieen die de evolutionaire psychologie gebruikt zijn: levensloop (life history) theorie, ouderlijke investering (parental investment) theorie, costly signaling theorie, indirecte reciprociteitstheorie en culturele groepsselectie theorie.
 
Uitgangspunten
 
De evolutionaire psychologie is gebaseerd op een aantal essentiële veronderstellingen:
1. Het menselijk brein is een informatieverwerkend orgaan, en stuurt gedrag aan in reactie op externe en interne inputs. [4] [13]
Regel 16 ⟶ 25:
4. De menselijke psychologie bestaat uit vele gespecialiseerde mechanismen, die elk gevoelig zijn voor verschillende inputs. Deze mechanismen produceren gedragingen die in de regel adaptief zijn, dat will zeggen dat ze de overlevingskansen en het reproductieve succes van het individu verhogen.[13]
 
Geschiedenis en theoretische grondslagen van de evolutionaire psychologie
 
De evolutionaire psychologie heeft zichzelf gevestigd als wetenschappelijke discipline en heeft een steeds sterkere invloed op het terrein van de psychologie, zowel in de Verenigde Staten als in Europa en Nederland. Evolutionaire psychologen beschouwen hun onderzoeksterrein niet zozeer als een subdiscipline binnen de psychologie, maar ze gaan ervan uit dat de evolutietheorie een fundamentele, metatheoretisch kader kan bieden dat de subdisciplines van de psychologie met elkaar integreert alsmede met de biologie en antropologie.[4] [5] Binnen de verwante vakgebieden [[biologische psychologie]] [[sociale psychologie]] [[antropologie]] en [[neurologie]] hebben principes ontleend aan de evolutietheorie gedurende de laatste 20 jaar een groter gewicht gekregen.
De theorieën waarop de evolutionaire psychologie is gebaseerd zijn afgeleid van het werk van Charles Darwin die een mechanisme ontdekte, natuurlijke selectie, waardoor soorten zich konden ontwikkelden en nieuwe soorten konden ontstaan. De evolutionaire psychologie maakt gebruik van de vooruitgang in de kennis van de evolutietheorie uit de evolutiebiologie.
 
EenDe belangrijkontwikkeling elementvan daarbijhet menselijk brein is deeen ontwikkelingbelangrijk aandachtsgebied van hetde menselijkevolutionaire breinpsychologie. Zo kunnen bijvoorbeeld functies als bewustzijn, taal, intelligentie en empathie in verband worden gebracht met de sterker ontwikkelde frontale hersenen, het groter hersenvolume en de sterkere lateralisatie van de menselijke hersenen vergeleken met de hersenen van lagereandere zoogdieren. De groei van de neocortex ind e menselijke evolutie wordt toegeschreven aan de noodzaak om in steeds grotere groepen te leven. Belangrijke invloedrijke vertegenwoordigers van deze richting zijn [[Michael Corballis]] [[Robin Dunbar]] en [[Steven Pinker]].
 
Evolutionaire psychologen nemen aan dat natuurlijke selectie ook tot psychologische aanpassingen heeft geleid, op dezelfde manier dat natuurlijke selectie ook tot 'anatomische en fysiologische aanpassingen. Zoals met aanpassingen in het algemeen, zijn psychologische aanpassingen gespecialiseerd voor de omgeving waarin een organisme evolueerde, de omgeving van evolutionaire aangepastheid of de EEA (environment of evolutionary adaptedness. [20] [21]. Natuurlijke selectie zorgt ervoor dat organismen zich aanpassen aan hun omgeving. Seksuele (en sociale) selectie zorgt ervoor dat organismen zich aanpassen aan hun sociale omgeving met bij het vinden van een seksuele partner. Seksuele selectie geeft aanleiding tot sekseverschillen. Omdat vrouwen een relatief grotere ouderlijke investering doen dan mannen (net als bij alle andere zoogdieren) zijn ze kieskeuriger dan mannen in de keuze van een seksuele partner. Deze voorspelling uit de evolutionaire psychologie is inmiddels vele malen aangetoond.
Een andere mijlpaal in de ontwikkeling van de evolutionaire psychologie is de inclusive fitness theorie van William D. Hamilton (1964). Hamilton liet met een wiskundig model zien dat individuen de verspreiding van hun genen in de volgende generatie kunnen versterken door naaste verwanten (kin) met wie ze hun genen delen te helpen overleven en zich voort te planten. Volgens de "regel van Hamilton", kan zo altruïsme zich ontwikkelen. Andere theorieën voor de verklaring van de evolutie van altruïstisch gedrag zijn wederkerigheid, reputatie, en (culturele) groepsselectie. Deze theorieën verklaren niet alleen de evolutie van altruïstis maar ook van eigenschappen zoals empathie, schuld, woede, en loyaliteit.
 
Controversen
Regel 27 ⟶ 35:
Controverses over Evolutionaire psychologie richten zich vaak op vragen over de toetsbaarheid van hypothesen, de theoretische veronderstellingen (zoals de modulaire werking van de hersenen, en de onzekerheid over de aard van de voorouderlijke omgeving), het belang van niet-adaptieve culturele verklaringen, maar ook politieke en ethische kwesties als gevolg van de interpretaties van sommige onderzoeksresultaten. [9]
 
Methoden van onderzoek
Een belangrijk element daarbij is de ontwikkeling van het menselijk brein. Zo kunnen bijvoorbeeld functies als bewustzijn, taal, intelligentie en empathie in verband worden gebracht met de sterker ontwikkelde frontale hersenen, het groter hersenvolume en de sterkere lateralisatie van de menselijke hersenen vergeleken met de hersenen van lagere zoogdieren. Belangrijke invloedrijke vertegenwoordigers van deze richting zijn [[Michael Corballis]] [[Robin Dunbar]] en [[Steven Pinker]].
 
Een evolutionair [[psycholoog]] neemt hedendaags gedrag waar en probeert vervolgens te verklaren hoe, en onder welke (omgevings)factoren dit gedrag zo heeft kunnen ontstaan(evolueren). Bijvoorbeeld: hij neemt waar dat mensen vreemdgaan. Vervolgens probeert een evolutionair psycholoog te bedenken (en te onderzoeken) of vreemdgaan een evolutionair voordeel kan zijn geweest. Als vreemdgaan inderdaad gunstig is geweest voor de voortplantingskansen van het [[individu]], dan zal er evolutionaire selectie druk zijn opgetredengewees (psychologischeop seksuele selectie) richting dedeze eigenschap vreemdgaan. Dat kan dan de reden zijn waarom we ook tegenwoordig nog steeds vreemdgaan.
[[Environment of Evolutionary Adaptedness]]
Een belangrijk concept in de evolutionaire psychologie is de EEA of [[environment of evolutionary adaptedness]]. Deze term, geïntroduceerd door de [[Groot-Brittannië|Britse]] [[psychiater]] en [[psychoanalyse|psychoanalyticus]] [[John Bowlby]] ([[1907]] – [[1990]]), beschrijft de omgevingsfactoren waarin een bepaald gedrag [[evolutie|evolutionair]] gezien tot stand is gekomen door middel van [[adaptatie (biologie)|adaptaties]] en onder druk van de [[natuurlijke selectie]]. Aangezien bij mensen de omgeving vaak zo snel verandert dat het brein zich niet snel genoeg kan aanpassen kan er sprake zijn van een mismatch waarin adaptief gedrag in onze voorouderlijke omgeving niet meer adaptief is (bijvoorbeeld de angst voor slangen en spinnen)
 
Evolutionaire psychologen maken gebruik van diverse onderzoeksmethoden om hun voorspellingen te toesten waaronder gedragsexperimenten, cognitieve experimenten, neurowetenschappelijk onderzoek, vragenlijsten, onderzoek bij jarger-verzamelaars, crosscultureel onderzoek, medisch onderzoek, archeologisch onderzoek, en computer simulaties.
Werkwijze
Een evolutionair [[psycholoog]] neemt hedendaags gedrag waar en probeert vervolgens te verklaren hoe, en onder welke (omgevings)factoren dit gedrag zo heeft kunnen ontstaan(evolueren). Bijvoorbeeld: hij neemt waar dat mensen vreemdgaan. Vervolgens probeert een evolutionair psycholoog te bedenken (en te onderzoeken) of vreemdgaan een evolutionair voordeel kan zijn geweest. Als vreemdgaan inderdaad gunstig is geweest voor de voortplantingskansen van het [[individu]], dan zal er evolutionaire selectie druk zijn opgetreden (psychologische seksuele selectie) richting de eigenschap vreemdgaan. Dat kan dan de reden zijn waarom we ook tegenwoordig nog steeds vreemdgaan.
 
Evolutionaire psychologen nemen aan dat gedragingen of eigenschappen die algemeen voorkomen in alle culturen goede kandidaten zijn voor evolutionaire aanpassingen [3] Voorbeelden van mogelijk geëvolueerde eigenschappen zijn: emoties, het waarnemen van gezichten, empathie, onderscheid tussen verwanten en niet-verwanten, en samenwerken met anderen. Evolutionaire psychologen doen theoretische voorspellingen vanuit de evolutietheorie over diverse soorten menselijke eigenschappen en gedragingen zoals altruïsme, intelligentie, leiderschap, persoonlijkheid, voorkeur voor seksuele partners, perceptie van schoonheid, ouderlijke investering die vaak uitkomen.[6]
Aangezien vanuit gedrag wordt terug geredeneerd, is het in de evolutionaire psychologie niet een vraagstuk of er een verklaring is voor ons hedendaags gedrag, maar meer de vraag welke evolutionaire functies een bepaald gedrag heeft.
 
Er zijn diverse wetenschappelijke organsaties waaraan evolutionaire psychologen verbonden zijn zoals de Humanbehavior and Evolution Soceity (HBES) en de European Human Behaviro and Evolution Association (EHBEA) die in 2013 haar jaarlijkse congres aan de VU in Amsterdam houdt.
Aan Nederlandse universiteiten zijn er verschillende personen die evolutionair psychologisch onderzoek doen, bijvoorbeeld Prof. [[Bram Buunk]] (RUG), Dr. [[Annemie Ploeger]] (UvA), Dr. [[Thomas Pollett]] (VU)en Prof. [[Mark van Vugt]] (VUen Oxford). Aan de VU Unversiteit Amsterdam is er een onderzoeksgroep die zich met evolutionaire psychologie bezighoudt.
Aan Nederlandse universiteiten zijn er verschillende personen die evolutionair psychologisch onderzoek doen, bijvoorbeeld Prof. [[Bram Buunk]] (RUG), Dr. [[Annemie Ploeger]] (UvA), Dr. [[Thomas Pollett]] (VU)en Prof. [[Mark van Vugt]] (VUenVU en Oxford). Aan de [[VU Unversiteit]] Amsterdam is er een onderzoeksgroep die zich met evolutionaire psychologie bezighoudt.
 
[[Categorie:Psychologie]]