Het maatschappelijk verdrag: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
detail |
k Invulling parameters sjabloon |
||
Regel 1:
{{wiu2|2=2012|3=03|4=18}}
▲{{zie artikel|Niet te verwarren met de idee van het [[sociaal contract]] zelf.}}
[[Bestand:Social contract rousseau page.jpg|thumb|Voorpagina van de eerste druk uit 1762 door [[Marc-Michiel Rey]] in Amsterdam. Het boek, waarvoor de uitgever geen privilege had aangevraagd, werd door de [[Staten-Generaal der Nederlanden]] verboden.<ref>Peeperkorn, D. (2009) Jean-Jacques Rousseau en zijn uitgever Marc-Michel Rey. Een verhaal uit de prehistorie van het auteursrecht, p. 121.</ref>]]
'''''Du contrat social ou principes du droit politique''''' (''Het maatschappelijk verdrag of
==Inhoud==
Regel 12 ⟶ 11:
Om een samenleving in te richten waarin geen mens een ander domineert, introduceert Rousseau het [[sociaal contract]]. Met dit contract kan de mens zelfbehoud nastreven door zijn krachten te verenigen met die van anderen en zijn individuele vrijheid in te ruilen voor de [[algemene wil]]. De algemene wil is de wil van het onverdeelbare geheel van mensen: de samenleving. Het sociale contract gebiedt de mens dus om in zijn handelen de behoeftes van de samenleving voorop te stellen.
Dit is wat Rousseau onder het begrip ‘burger’ verstaat. Een burger handelt ten behoeve van de samenleving. Echter, omdat de burger zelf tegelijkertijd ook de samenleving ‘is’, hebben zijn algemene wil en zijn handelen dus direct betrekking op hemzelf. Op deze manier krijgt de burger burgerlijke vrijheid terug voor de ingeleverde natuurlijke vrijheid. Volgens Rousseau is vrijheid dus het jezelf de wet voorschrijven; de wet zijnde het sociale contract.{{
Zo beschermt de samenleving zichzelf als één lichaam. Soms kan een individu een individuele wil hebben die de algemene wil schaadt. In dat geval, zo zegt Rousseau, moeten de andere burgers hem dwingen de algemene wil te volgen en zodoende dwingen de burgers hem om vrij te zijn.
Regel 30 ⟶ 29:
Uit boek II, hoofdstuk 9:
{{cquote|...Hieruit blijkt dat er redenen zijn om uit te breiden en redenen om in te krimpen; en het is niet de geringste gave van de staatkundige om tussen beide de verhouding te vinden die het voordeligst is voor het behoud van de staat.}}
{{Refs}}
|