Geschiedenis van de oudheid: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
EKvdB (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
EKvdB (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 1:
'''Geschiedenis van de Oudheid''' of ook wel '''oude geschiedenis''' is de tak van de [[geschiedenis]]wetenschap die zich bezighoudt met de [[Oudheid]]. Degenen die dit [[vakgebied]] bestuderen worden "oudhistorici"<ref>De spelling "oud-historici" is onjuist: dit zou slaan op een ex-geschiedkundige. De fout is populair gemaakt door een onvolkomenheid van de 1995-versie van het [[Groene Boekje]].</ref> genoemd. De oudhistoricus, die qualitate qua moet samenwerken met [[Archeologie|archeologen]], [[culturele antropologie|antropologen]] en specialisten in oude talen ([[Griekse taal|Grieks]], [[Latijnse taal|Latijn]], [[Hebreeuwse taal|Hebreeuws]], [[Egyptische taal|Egyptisch]], [[Akkadisch]]...), gebruikt bij zijn onderzoek niet dezelfde hulpwetenschappen als de historicus die de [[moderne geschiedenis]] bestudeert.
 
==Ontwikkeling==
De oude geschiedenis is als vakgebied ontstaan in de Renaissance, en bestond aanvankelijk uit het navertellen van de oude bronnen. Dit werd bekritiseerd door de zogeheten Historisch Pyrronisten, waarna het informatiebestand werd verbreed met de resultaten van het antiquarisme (d.w.z., de bestudering van de antieke materiële cultuur). Met inscripties en munten kon het relaas uit de bronnen worden ondersteund.
 
Het zoeken naar relevante vragen werd geïntroduceerd vanuit de Verlichtingsfilosofie; het vak werd een academische discipline tijdens de Pruisische onderwijshervormingen in de Napoleontische tijd. Hierbij ontstond ook de splitsing tussen de "klassieke" Oudheid (Griekenland en Rome) en "het oosten" (Joden, Babyloniërs, Egyptenaren...). Deze scheiding is nooit voldoende ongedaan gemaakt: nog altijd werken oudhistorici meer samen met classici dan met de specialisten in andere oude talen.
 
==Verwante vakgebieden/deelgebieden==