Notohypsilophodon: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 2:
 
==Vondst en naamgeving==
Vanaf 1985 voerde het ''Laboratorio de Paleovertebrados'' van de ''[[Univerisidad Nacional de la Patagonia “San"San Juan Bosco”Bosco"]]'' opgravingen uit nabij [[Comodoro Rivadavia]] bij [[Buen Pasto]] in de provincie [[Chubut (provincie)|Chubut]]. Daarbij werden ook resten gevonden van een kleine dinosauriër.
 
In 1998 werd de [[typesoort]] ''Notohypsilophodon comodorensis'' benoemd en kort beschreven door [[Rubén Martínez]]. De geslachtsnaam combineert het [[Oudgrieks]]e νότος, ''notos'', "zuidenwind" met ''[[Hypsilophodon]]'', de naam van een verwant geslacht. De combinatie moet dan gelezen worden als "de ''Hypsilophodon'' van het Zuiden". De soortaanduiding verwijst naar Comodoro Rivadavia.
 
Het [[holotype]], '''UNPSJB-Pv 942''', is gevonden in een laag van de [[Bajo Barreal-formatie]] die dateert uit het [[Cenomanien]]-[[Turonien]], ongeveer 93 miljoen jaar oud. Het bestaat uit een gedeeltelijk skelet zonder schedel. Bewaard zijn gebleven: vier halswervels, zeven ruggewervelsruggenwervels, vijf sacrale wervels, zes staartwervels, vier ribben, het linkerschouderblad, het rechterravenbeksbeen, het rechteropperambeen, beide ellepijpen, een stuk linkerdijbeen, beide scheenbeenderen, beide kuitbeenderen, het rechtersprongbeen, het linkercalcaneum en dertien teenkootjes waaronder drie voetklauwen. Het gaat om een niet volgroeid exemplaar.
 
==Beschrijving==
''Notohypsilophodon'' is een kleine tweevoetige planteneter. In 2010 schatte [[Gregory S. Paul]] de lichaamslengte op 1,3 meter, het gewicht op zes kilogram. Het is onduidelijk wat de volwassen lengte zou zijn geweest, vermoedelijk niet veel meer dan anderhalve meter.
 
Martínez wist enkele onderscheidende kenmerken vast te stellen. Het opperambeen heeft geen deltopectorale kam. Het scheenbeen heeft een zwelling aan de voorste binnenzijde. Het kuitbeen vernauwt plots iets onder het midden van de schacht. De bovenkant van het sprongbeen ligt op twee niveauxniveaus, het calcaneum steekt aan de achterste onderkant sterk uit. De teenkootjes hebben vlakke onderkanten. Het is de vraag in hoeverre dit rijpingskenmerken zijn die voortvloeien uit de leeftijd van het individu.
 
De halswervels zijn amfiplat: aan beide zijden afgeplat. Ze hebben lage doornuitsteeksels en lange voorste gewrichtsuitsteeksels. De ruggewervelsruggenwervels zijn amficoel: aan beide zijden uitgehold. Ze hebben lage doornuitsteeksels en hoge diapofysen, bovenste ribkopfacetten. De voorste staartwervels hebben een groeve aan de onderkant. Er zijn geen sporen gevonden van verbeende pezen maar dat kan samenhangen met de jeugdige leeftijd.
 
Het ravenbeksbeen is ovaal en heeft een grote opening in het blad. In de arm tonen zowel opperarmbeen als ellepijp weinig duidelijke kenmerken; de rijping was kennelijk nog niet genoeg gevorderd om die wat meer geprononceerd te maken. De deltopectorale kam was nog niet ontwikkeld. In het dijbeen is de ''trochanter minor'' laag en van de ''trochanter major'' slechts door een nauwe kloof gescheiden. De onderste gewrichtsknobbels zijn vooraan niet door een groeve gescheiden. De zwelling op het [[scheenbeen]] loopt in de lengterichting en doet zich voor op het bovenste derde deel. Het [[kuitbeen]] is zeer slank en golvend. Het normale hoogteverschil op de bovenkant van het [[sprongbeen]] tussen het hoge deel dat contact maakt met de binnenste beenstijl van het scheenbeen, en het lage deel dat de buitenste beenstijl raakt, is zeer geprononceerd. Het [[calcaneus|calcaneum]] heeft een achterste uitsteeksel om het draagvlak voor de buitenste beenstijl te vergroten. De voetklauwen hebben een vlakke in plaats van een holle onderkant.