Cleon (Atheens politicus): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Napoleon Vier (overleg | bijdragen)
kGeen bewerkingssamenvatting
Brdb (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 3:
Bij het begin van de [[Peloponnesische Oorlog]] was hij het niet eens met de voorzichtige politiek van [[Pericles]]. Na diens dood in [[422 v.Chr.]] trad hij naar voren als de onbetwiste leider van de volkspartij en als voorstander van de scherpst mogelijke offensieve oorlogvoering tegen Sparta: van de Atheners eiste hij een uiterste krachtsinspanning in de voortzetting van de Peloponnesische oorlog.
 
Zijn gaven als demagoog traden duidelijk naar voren bij het debat in [[427 v.Chr.|427]] over het lot van de van de [[Delische Bond]] afvallige en opnieuw onderworpen inwoners van [[Mytilini]]. In [[425 v.Chr.|425]] beleefde hij de grootste politieke triomf van zijn carrière. Toen een Spartaans leger ingesloten raakte op het eiland [[Sphacteria]] (bij [[Pylos (Griekenland)|Pylos]]) bood Sparta vrede aan, maar Cleon overreedde de volksvergadering het aanbod af te slaan. Zelf werd hij met het commando belast en slaagde erin om tijdens de [[Slag bij Sphacteria]] de overgave van de Spartanen af te dwingen. Gesteund door dit succes wist hij een verdrievoudiging door te zetten van de ledenbijdragen der bondgenoten in de [[Delische Bond]]. In [[422 v.Chr.|422]] trok hij naar de Thracische kust om [[Amphipolis]] te heroveren, maar bij deze operatie sneuvelde hij, net als zijn Spartaanse tegenstrever [[Brasidas]].
 
Cleon kreeg in de historische traditie een bijzonder slechte reputatie als autoritaire oorlogsstoker, speciaal door het werk van [[Aristophanes (blijspeldichter)|Aristophanes]] (onder meer in het stuk ''Ridders'') en Thucydides. Dit beeld is echter ongetwijfeld mistekend door zijn politieke tegenstanders. Zijn scheldnaam ''"'''de leerlooier'''"'' suggereert dat hij uit "de heffe des volks" afkomstig zou zijn. In werkelijkheid was Cleon echter de welgestelde eigenaar van een leerlooierij die hij van zijn vader geërfd had, en behoorde hij dus tot de hogere middenklasse. Tot dan toe hadden echter - ook in de democratische partij - enkel mannen van adel de toon aangegeven, en de verarmde Atheense aristocratie keek met hooghartig misprijzen neer op de [[parvenu]]'s van de tot welstand gekomen burgerij.