Marginale geneigdheid tot sparen: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
JRB (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
JRB (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 1:
De '''marginale geneigdheid tot sparen''' (MPSMGS) verwijst naar de toename van [[sparen|besparingen]] (het niet-aankopen van huidige [[goed (economie)|goed]]eren en [[dienst (economie)|dienst]]en) die het gevolg is van een toename van het inkomen. Als een [[huishouden (economie)|huishouden]] bijvoorbeeld een extra [[euro]] verdient en de marginale geneigdheid tot sparen van dat huishouden gelijk is aan 0,35, dan zal dat huishouden van die euro 65 cent besteden en 35 cent [[sparen]]. Dit verband werkt ook de andere kant op. Een daling in inkomen zal een daling in besparingen tot gevolg hebben. Dit verband kan ook de andere kant opgaan; een daling in besparingen leidt tot een daling in inkomen. De marginale geneigdheid tot sparen is cruciaal voor de [[Keynesianisme|Keyenesiaanse economie]] en is de belangrijkste variabele bij het bepalen van de waarde van de [[multiplier (economie)|multiplier]].
 
Wiskundig wordt de marginale geneigdheid tot sparen (MPS)-functie uitgedrukt als de [[afgeleide]] van de spaar-(S)-functie met betrekking tot het [[besteedbaar inkomen]] (Y).
Regel 5:
:<math>MGS=\frac{dS}{dY}</math>
 
Met andere woorden de marginale geneigdheid tot sparen wordt gemeten als de [[verhouding (wiskunde)|verhouding]] van de verandering in besparingen tot de verandering in inkomen. Deze verhouding geeft dus een getal tussen 0 en 1 en is het tegengestelde van de [[marginale geneigdheid tot consumeren]] (MGC). In een twee sectoren [[gesloten economie]] geldt dus dat MPSMGS = 1 - MPCMGC.
 
Voor het bovenstaande voorbeeld zou de marginale geneigdheid tot consumeren dus 0,65 zijn.