Hamersmidse: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Maiella (overleg | bijdragen)
recat
k Link(s)
Regel 6:
De hamersmidsen verhitten [[ijzererts]] door middel van [[houtskool]] in de zogenoemde "[[rennofen]]", "rennherden" of "rennfeuer". ([[Georgius Agricola]], 1556). In deze smeltoven die van eveneens door waterkracht aangedreven [[blaasbalg]]en voorzien was, werd het erts tot een gloeiende klomp van ruw [[IJzer (element)|ijzer]], [[slak (metallurgie)|slak]] en koolresten versmolten. Het ijzer werd daarbij niet vloeibaar zoals in een [[hoogoven]], maar bleef een deegachtige klomp. Deze zogeheten 'loep' werd dan met de hamers net zolang uitgesmeed en in een andere oven opnieuw verhit, totdat er geen slak en kolenresten meer over waren. Het ijzer kon vervolgens direct als smeedijzer worden gebruikt. Een navolgend hardingsproces zoals bij hoogovenvervaardiging was niet noodzakelijk.
 
[[Afbeelding:Agricola Hammerwerk mit Rennherd.jpg|thumb|right|220px|''Een verhelderend beeld van een hamersmidse geeft ons het boek: AGRICOLA, Georgius (1556): [[De re metallica libri XII]]. - Basel. Op de achtergrond ziet men de Rennofen, daarvoor wordt een loep hardhandig van slakresten ontdaan. Helemaal vooraan wordt de loep uitgesmeed onder de hamer'']]
 
Wijd verbreid waren hamersmidsen sinds de late [[Middeleeuwen]] in de [[Opper-Palts]], in het bijzonder in de buurt van de steden [[Amberg]] en [[Sulzbach-Rosenberg|Sulzbach]], in het [[Thüringer Wald]] (de "Lauter-" en "Niederhammer" in [[Suhl]] reeds in [[1363]] in het [[Fichtelgebergte]], in het [[Ertsgebergte]] en in de [[Harz]]. In deze buurten kwam ijzer voor dat met de middelen van destijds gewonnen kon worden. Zo kreeg de Opper-Palts de bijnaam ''Ruhrgebied van de Middeleeuwen''.