Eustasie: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
JZ85 (overleg | bijdragen)
k Wijzigingen door Erik Springelkamp (Overleg) hersteld tot de laatste versie door Thijs!bot
Regel 6:
:In relatief koude periodes zal meer water op het land opgeslagen worden als [[IJs (water)|ijs]], voornamelijk bij de [[Poolgebied|polen]] en op [[gebergte]]s. De [[zeespiegel]] zal dan dalen. Een extreem voorbeeld van een koude periode is een [[ijstijd]]. Als een warmere periode aanbreekt zal het ijs smelten en het water weer in de [[oceaan|oceanen]] terechtkomen, waardoor de zeespiegel stijgt.
*''Temperatuur van het zeewater''
:Water heeft een kleinere [[dichtheid (natuurkunde)|dichtheid]] als het warmer is. In warmere periodes zal het zeewater uitzetten, wat een hoger zeeniveau tot gevolg heeft. Zie ook het [[broeikaseffect]].
*''Dichtheidsverschillen in de oceanische aardkorst''
:Door het principe van [[isostasie]] zal een stuk [[oceanische korst]] met een relatief hoge dichtheid dieper liggen dan een stuk oceanische korst met een lagere dichtheid. Geologisch jonge oceanische korst heeft een lage dichtheid doordat het warmer is. In periodes van de geologische tijdschaal dat er meer nieuwe oceanische korst wordt aangemaakt zullen de bodems van de oceanen daardoor omhoog komen, waardoor de zeespiegel zal stijgen.
*''Opslag van water in landplanten''
:[[Planten]] zijn in staat om water vast te houden. In de periode dat de eerste landplanten ontstonden (zie [[Evolutie (biologie)|evolutie]]) zakte de zeespiegel.
*''Het broeikaseffect''
:De [[scheikunde|chemische]] samenstelling van de [[Aardatmosfeer|atmosfeer]] bepaalt de mate van het [[broeikaseffect]]. Vooral de hoeveelheid van zogenaamde [[broeikasgas]]sen in de atmosfeer is belangrijk. Het broeikaseffect is een effect op de mondiale temperatuur, die (zie twee hierboven genoemde factoren) invloed heeft op de hoeveelheid water in de oceanen. [[Organisme]]n die [[koolstof]] uit de atmosfeer gebruiken om hun [[skelet]] mee te bouwen hebben in de loop van de geologische tijdschaal invloed op de zeespiegel gehad. Als deze organismen sterven kan de koolstof in plaats van terug te keren naar de atmosfeer bewaard blijven in geologische [[sediment|afzettingen]]. Voorbeelden zijn de enorme [[steenkool]]lagen die in het [[Carboon (periode)|Carboon]] zijn gevormd. Doordat de hoeveelheid koolstof in de atmosfeer in dat tijdperk minder werd, verzwakte het broeikaseffect en daalde de zeespiegel. Antropogene invloed (invloed van de mens) is pas een factor geworden in de afgelopen 250 jaar. Door verbranding van [[fossiele brandstof]]fen versterkt de mens het broeikaseffect waardoor de temperatuur stijgt.
 
==Zie ook==