Otto van Hammerstein: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
JRB (overleg | bijdragen)
JRB (overleg | bijdragen)
Regel 59:
Otto van Hammerstein was echter beslist niet graaf van Zutphen. Hij was graaf in de graafschappen van zijn Konradijnse familie, was dat althans geweest, want gelijktijdig met zijn bezitsconfiscatie, Kerstmis 1020, is ontzetting uit zijn grafelijke ambten meer dan aannemelijk. De aanduiding "Otto graaf van Zutphen" in de Brauweiler kroniek moeten we dus stellig zo lezen dat Otto graaf was (geweest, en misschien later ook weer is geworden) en naar zijn residentie "van Zutphen" werd genoemd. Het werd in de loop van de 11e eeuw gebruikelijk om personen aan te duiden met de plaatsnaam van hun woonstede, zodat we de aanduiding het beste kunnen lezen als "Otto van Zutphen, graaf".
 
Van Otto van Hammerstein († 1036) en Ermgard van Verdun († 1042) is die burcht Zutphen uiteindelijk vererfd naar hun dochter Mathilde en haar echtgenoot [[Liudolf van Brauweiler|Liudolf]] († 1031), aangezien hun zoon Udo in 1034 ongehuwd en dus zonder wettige erfgenamen is overleden. Liudolf en Mathilde hadden twee zoons, Hendrik die jong (vermoedelijk voor/in 1033) overleed en Koenraad († 1055) van wie evenmin nakroost bekend is, en een dochter [[Adelheid van Zutphen|Adelheid]], die de echtgenote werd van [[Godschalk van Zutphen]]. Aangezien Adelheid nog in 1059 als zijnde in leven wordt vermeld, was zij in haar generatie de laatst overlevende, op wie het patrimoniale erfgoed met inbegrip van de burcht Zutphen wel moet zijn vererfd. Godschalk zal vervolgens weinig moeite hebben gehad om de grafelijkheid in het Zutphen omringende gebied, noordelijk Hamaland, in leen te krijgen: tot 1044 was dat in handen van de oudoom van zijn echtgenote, hertog Gozelo I van Nederlotharingen. Die situatie spreekt in 1046 duidelijk uit de oorkonde, waarbij koning Hendrik III de grafelijkheid aldaar aan de bisschop van Utrecht schonk.
 
==Recente literatuur==