Vroomheid: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
bijvoegelijk > bijvoeglijk
Zonder 'we' en neutraler
Regel 1:
WanneerDe wegebruikelijke hetbetekenis woordvan '''vroomvroomheid''' horen dan denken we spontaan aanis 'devotioneel' of godvruchtigheid'al te religieus'. [[Etymologie|Etymologisch]] en uit het ''Woordenboek van de Nederlandse Taal'' is op te maken dat vroom ook 'sterk', 'dapper' en 'koen' kan betekenen. In deze zin wordt het woord bijvoorbeeld gebruikt in het zesde couplet van het Nederlandse [[Volkslied (nationaal symbool)|volkslied]], het [[Wilhelmus]].
 
''Dat ik doch vroom mag blijven'',<br>
Regel 6:
''die mij mijn hart doorwondt.''
 
De vroomheid heeft haar eigen geschiedenis. De [[reformatie]] heeft haar accenten gelegd. De [[contrareformatie]] benadrukte uiterlijke [[Volksdevotie|devotie]] en sacramentele elementen. De devotionele praktijken rond de [[heiligenverering]] heefthebben de oorspronkelijk betekenis van het woord ''vroom'' vertekend.
 
Het bijvoeglijk naamwoord ''vroom'' luidde inIn het [[Middelnederlands]] eveneensbetekende ''vroom'' maar betekende "'flink, dapper, braaf, vroom"'. Het is verwant met het Middelnederlandse zelfstandig naamwoord ''vrome'' ("voordeel"). Er zijn verwante woorden met verschillende [[Ablaut]]-varianten zoals Middelnederlands ''vrame'' ("nut"), [[Oudnoords]] ''framr'' ("dapper, uitstekend"), [[Grieks|Oudgrieks]] ''prómos'' ("leider"), [[Latijn]] ''primus'' ("eerste") enz.
 
[[Categorie:Religie]]