Shaizar: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Ploupol (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Ploupol (overleg | bijdragen)
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 11:
De Moenqidhiden controleerden het gebied ten oosten van Shaizar, het [[an-Noesariyahgebergte]], en het kustgebied van [[Latakia]] in het noorden tot [[Tartous]] in het zuiden. Tijdens de [[Eerste Kruistocht]] hielp de [[emir]] de kruisvaarders bij de tocht door zijn gebieden, door gidsen, paarden, voedsel en andere voorraden te verschaffen. Na de kruistocht grensde het gebied van de Moenqidhiden aan de [[Kruisvaardersstaten|kruisvaardersstaat]] [[Vorstendom Antiochië|Antiochië]]. Zowel Antiochië als het graafschap [[Graafschap Tripoli|Tripoli]] voerden regelmatig raids uit tegen Shaizar. In 1106 konden de emirs, de broers Soeltan en Moersjid, de Tripolitaanse regent [[Willem II van Cerdagne|Willem Jordan]] terugslaan. In 1108 en 1110 moesten zij de aftocht van [[Tancred van Galilea]] uit hun gebieden afkopen. Tancred bouwde hierop een burcht op de nabijgelegen hoogte Tell ibn Ma'sjar, vanwaar hij Shaizar in het oog kon houden.
 
Toen [[Ridwan]] in 1113 stierf, probeerden de [[Assassijnen]] tijdens een afwezigheid van de emir de citadel van Shaizar in te nemen. Zij werden door de bevolking teruggeslagen. In 1119 nam Shaizar deel aan een veldtocht tegen Antiochië. Toen [[Boudewijn II van Jeruzalem]] in 1123 buiten [[Şanlıurfa (stad)| Edessa]] door de [[Artuqiden|Artoeqiden]] gevangen werd genomen, werd hij tot zijn vrijlating het volgende jaar in Shaizar opgesloten. Als deel van zijn losgeld moest hij zijn dochter [[Ioveta van Bethanië|Ioveta]] als gijzelaar uitleveren. Ook zij verbleef in Shaizar tot in 1125 haar eigen losgeld werd betaald. Shaizar kwam in 1125 onder het gezag van [[BursuqBoersoeq]] van [[Mosoel]], en erkende in 1127 het gezag van [[Zengi]].
 
In 1137 kwam de Byzantijnse keizer [[Johannes II Komnenos|Johannes II]] met zijn leger Antiochië claimen. Aan vorst [[Raymond van Poitiers|Raymond]] beloofde hij in ruil voor Antiochië een vorstendom dat zou bestaan uit Shaizar, [[Aleppo (stad)|Aleppo]], [[Homs]] en Hama. In april belegerde het Byzantijnse leger Shaizar. Raymond en [[Jocelin II van Edessa|Joscelin II]] van [[Graafschap Edessa|Edessa]] zonden de keizer geen hulp, terwijl Zengi in mei met een ontzettingsleger oprukte. Zengi’s leger sneed de keizerlijke troepen van hun bevoorrading af, en hoewel de Byzantijnen numeriek sterker waren, waagde Johannes het niet Zengi aan te vallen uit angst dat de emir van Shaizar intussen zijn belegeringsmachines zou veroveren. Toen Johannes de benedenstad veroverde, bood de emir hem rijke geschenken aan, en verklaarde hij zich bereid de keizer formeel als leenheer te erkennen en een jaarlijks tribuut te betalen. Johannes stemde hiermee in, en vatte net als Zengi de terugtocht aan. Daarna was Shaizar een van de weinige kleine Syrische emiraten die hun daadwerkelijke onafhankelijkheid wisten te bewaren ondanks de druk van Zengi.