Tuimelaar (motortechniek): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Luckas-bot (overleg | bijdragen)
k r2.7.1) (robot Erbij: sv:Vipparm (maskindel)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 1:
[[Bestand:Pushrod2.PNG|300px|thumb|Kleppen (linksonder) met klepveren, tuimelaars (linksboven), klepverenstoterstangen, stoterstangennokvolgers en onderliggende nokkenas (rechts)]]
Een '''tuimelaar''' is in de verbrandingsmotortechniek een hefboom tussen de [[nokkenas]] en de [[kleppen|cilinderklep]]. Hij brengt de beweging van de nokkenas over op de klep. Door gebruik te maken van het [[hefboom]]effect kan een forse kracht op de cilinderklep worden uitgeoefend. Hierdoor kunnen sterke klepveren worden gebruikt, waardoor de cilinder beter kan worden afgesloten.
 
Een tuimelaar brengt de draaiende beweging van de nok over op een verticale beweging van de klep. Door gebruik te maken van het [[hefboom]]effect kan een forse kracht op de klep worden uitgeoefend. Hierdoor kunnen sterke klepveren worden gebruikt, waardoor de klep sneller kan worden gesloten en er bij hoge toerentallen minder kans is op 'zwevende' kleppen. Als de tuimelaar uitgevoerd wordt met ongelijke armen, kan de hefhoogte van de klep groter (of kleiner) zijn dan de nokhoogte.
Historisch is de tuimelaar ontstaan toen de cilinderkleppen aan de bovenzijde van de motor werden gesitueerd. Tot dan zaten de kleppen aan de zijkant van de motor (zie [[zijklepmotor]]). Een onderliggende nokkenas kon de kleppen aan de bovenzijde niet meer rechtstreeks bedienen. Daarom werden nu tuimelaars toegepast, die werden bediend door [[stoterstang]]en.<br />
 
Ook motoren met een [[bovenliggende nokkenas]] kennen echter tuimelaars. Bij een [[lijnmotor]] heeft deze constructie als voordeel dat de motor compact kan blijven. Het toepassen van tuimelaars maakt ook motorconstructies mogelijk waarbij de cilinders niet meer in één lijn liggen, bijvoorbeeld de [[V-motor]].
Historisch is de tuimelaar ontstaan toen de cilinderkleppenkleppen aan de bovenzijde van de motor werden gesitueerd en de nokkenas onder. Tot dan zaten de kleppen aan de zijkant van de motor (zie [[zijklepmotor]]). Een onderliggende nokkenas kon de kleppen aan de bovenzijde niet meer rechtstreeks bedienen. Daarom werden nu tuimelaars toegepast, die werden bediend door [[stoterstang]]en.<br />
 
Ook motoren met een [[bovenliggende nokkenas]] kennen echter tuimelaars. Bij een [[lijnmotor]] heeft deze constructie als voordeel dat de motor compact kan blijven. Het toepassen van tuimelaars maakt ook motorconstructies mogelijk waarbij de cilinders niet meer in één lijn liggen, bijvoorbeeld de [[V-motor]].
 
Om het openen en sluiten van de cilinderklep te beïnvloeden ([[klepspeling]]), kan de tuimelaar worden versteld door middel van een met moeren geborgde stelbout.