Juda Littwak: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Jcjansen (overleg | bijdragen)
Stroopwafel (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 6:
Juda Littwak en Hartog de Hartog Lémon vormden een kring van verlichte Joden en aanhangers van de [[Franse Revolutie]] die ook in Nederland de Joodse bevolking burgerrechten bracht.
Toen een groep verlichte joden zich in 1798 afscheidde van de Oude Hoogduitse Gemeente afsplitste omdat de bestuurders niet wilden toestaan dat de [[verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger|Verklaring van de rechten van de Burger en de Mens]] door zijn schoonvader in de synagoge werd voorgelezen sloot Littwak zich aan bij de nieuw ontstane gemeente Adath Jessurun. In 1807 was Littwak een van de drie afgevaardigden van de Nieuwe Gemeente voor het door [[Napoleon Bonaparte|Napoleon]] bijeengeroepen [[Grand Sanhedrin]] te Parijs. De andere twee waren Carel Asser en schoonpappa Hartog de Lémon. De leden van de Nieuwe Gemeente waren zeer enthousiast over de uitnodiging voor het vormen canvan een nieuw Sanhedrin. Zij zagen het als bewijs dat hun Amsterdamse Nieuwe Gemeente als een volwaardige joodse gemeente werd beschouwd. In Parijs aangekomen bleken zij alleen als ereleden de zittingen bij te mogen wonen en zij hadden niet het recht aan de beraadslagingen deel te nemen. De drie afgevaardigden hebben pas op de laatste zitting van de voorbereidende Algemene Joodse Vergadering op 9 maart 1807 een redevoering gehouden. Asser en De Lémon deden dat in het [[Frans]], terwijl Littwak zijn rede in het Hebreeuws hield. Hij excuseerde zich hiervoor met het motief dat hij de Franse taal niet machtig was. Van het voorziennevoorziene Sanhedrin kwam, omdat het [[Eerste Franse Keizerrijk|Franse Keizerrijk]] in teveel oorlogen verwikkelt was, niets. Over de laatste jaren van het leven van Juda Littwak zijn geen bijzonderheden bekend.
 
==Literatuur==