Subramanyan Chandrasekhar: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Advance (overleg | bijdragen)
Indiaase > Indiase
Regel 23:
Voor zijn werk op het gebied van witte dwergen kreeg Chandra in [[1983]] de [[Nobelprijs voor de Natuurkunde]]. Hij droeg verder bij aan het begrip van de stabiliteit van grote kosmische structuren, zoals spiraalstelsels en aan de wiskundige theorie van zwarte gaten.
Hij was niet de eerste in de familie die een Nobelprijs kreeg. Zijn oom, Sir [[Chandrasekhara Venkata Raman]] kreeg in 1930 de Nobelprijs voor de Natuurkunde voor de ontdekking van het
[[Ramanspectroscopie|Raman-effect]]. Chandra trouwde in 1936 met de IndiaaseIndiase Lalitha Doraiswamy zelf ook een natuurkundige.
Op 13 oktober 1953 verkreeg hij het Amerikaans staatsburgerschap en in 1984 kreeg hij de [[Copley Medal]]. Chandra werd geboren in [[Lahore]], destijds in [[Brits-India|Brits India]] (nu [[Pakistan]]). Hij overleed in [[Chicago]], [[Illinois (staat)|Illinois]], [[Verenigde Staten|VS]]. De [[Chandra X-Ray Observatory]] is naar hem vernoemd.
 
Regel 38:
In 1932 kreeg Chandra de gelegenheid om zijn studie tijdelijk voort te zetten aan een buitenlandse universiteit of instituut. Hij koos zelf voor het [[Niels Bohr-instituut]] te [[Kopenhagen]], omdat hij wist dat hij daar vele bekende natuurkundigen van die tijd zou kunnen ontmoeten. Hij keerde terug naar Cambridge in mei 1933 om zijn doctorale thesis af te werken.
 
In 1937 kreeg Chandra van [[Otto Struve]], directeur van [[Yerkes-sterrenwacht]] in [[Williams Bay]] [[Wisconsin]] het aanbod om als geassocieerd professor bij hem onderzoek te komen doen. In deze sterrenwacht bevindt zich de grootste [[Refractor (telescoop)|refractor telescoop]] en de astronomen [[Gerard Kuiper]] en [[Bengt Georg Daniel Strömgren]] waren er de bekendste medewerkers. Hij kreeg tevens een lesopdracht aan de [[University of Chicago]].
 
Vanaf 1957 en tot in 1971 was Chandra de leidinggevende uitgever van het tijdschrift ''The Astrophysical Journal'' en nam hij alle werkzaamheden op zich die nodig waren om het tijdschrift een hoog wetenschappelijk gehalte te geven. In 1970 telde het tijdschrift 24 uitgaven met in totaal 12.000 pagina's.