Nomogram: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Klever (overleg | bijdragen)
herwerkt
Klever (overleg | bijdragen)
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 10:
==Uitbreiding naar drie variabelen==
Voor een functie van drie variabelen kan men een nomogram maken dat niet één resultaatsschaal bevat maar een bundel van schalen, elk voor een andere waarde van de derde variabele. Men moet dan de waarde aflezen op de juiste schaal voor de derde variabele (of [[interpoleren]] tussen twee schalen als er geen schaal getekend is voor een gegeven waarde).
 
Een tweede mogelijkheid is een hulpvariabele gebruiken. Wanneer men de functie t = f(x,y,z) kan schrijven als t = f(x, g(y,z)) maakt men een schaal voor x, y, z, t en voor de hulpvariabele u = g(y,z). Zo bekomt men een combinatie van twee nomogrammen. Eerst bepaalt men de waarde van u uit die van y en z, en daarna de waarde van t uit die van x en u.
 
Een andere voorstelling gebruikt het Larson-diagram (hieronder). Dat is een grafische voorstelling van de [[verdelingsfunctie|cumulatieve verdelingsfunctie]], voorgesteld als een functie van drie variabelen G(x;n,p). Deze functie gebruikt men in [[kwaliteitscontrole]], om te bepalen wat de [[waarschijnlijkheid]] G is dat er in een [[steekproef]] van n items, niet meer dan x defecte items zijn, als het verwachte aandeel defecte items in de gehele productie, die veel groter is dan n, gelijk is aan p (uitgedrukt als een relatief getal tussen 0 en 1). Het nomogram bestaat uit een schaal voor p en een voor G, en een tweedimensionaal rooster voor de variabelen x en n. Men verbindt een punt op de p-schaal met een punt in het rooster corresponderend met gegeven x en n, en leest dan het benaderend resultaat af op de G-schaal.