Loofbos: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Jarii94 (overleg | bijdragen)
k Wijzigingen door 94.210.67.71 (Overleg) hersteld tot de laatste versie door Eve
Regel 4:
Loofbossen zijn bossen waar de bomen en struiken hun bladeren verliezen. Er groeien meerdere soorten bomen in een loofbos maar toch spreekt men van een beperkt aantal.
 
Loofbossen komen op aarde vooral in gebieden voor waar een duidelijke [[seizoen]]swisseling zonder extreme temperaturen is, dus geen heel warme zomers of heel koude winters. Wel moet het bijna heel het jaar door regenen. Een loofbos kent een groeiseizoen van 4 tot 6 maanden. Qua landoppervlakte beslaan ze ongeveer 5 procent van de aarde. Loofbossen komen vooral voor in het noordelijk halfrond, namelijk noordwest-, centraal- en oost-Europa, de oostelijke Verenigde Staten, noord-China, Korea, Japan en het uiterste oosten van Rusland. Zuidelijk Chili is de enige plek in het zuidelijk halfrond waar de gematigde loofverliezend bos voorkomt.
 
In de bomen zal men vooral [[insecten]] en kleine [[knaagdieren]] tegenkomen, terwijl de bodem ook geschikt is voor de grotere zoogdieren, zowel planteneters als roofdieren. Op de open plekken in het bos komt men niet alleen loofstruiken tegen, maar ook kleinere planten, zoals kruiden. Deze hebben wel meer licht nodig dan loofstruiken. Ze zijn daarom alleen te vinden in de grotere open plekken in het bos, terwijl de loofstruiken al kunnen groeien in kleine stukken open of onderbroken bos.
 
Kruiden en andere kleine planten komen ook voor in het bos zelf, maar dan alleen aan het eind van de winter en begin van de lente, als de bossen nog kaal zijn, maar de bomen wel al langzaam aan het groeien zijn. Als de bomen dermate dichtgegroeid zijn met bladeren, dat er weinig direct licht meer doorkomt, verdwijnen de kruiden weer.