Peridurale anesthesie: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
+ sjabloon
k Linkfix ivm sjabloonnaamgeving + standaardtabelopmaak
Regel 5:
Bij peridurale [[anesthesie]] wordt tussen twee [[wervel (anatomie)|wervels]], na verdoving van de [[huid]], een [[Injectienaald|naald]] ingebracht. De naald wordt opgeschoven totdat het uiteinde zich bevindt in een loge van de [[wervelkolom]] juist buiten het [[harde hersenvlies]]. In deze ruimte wordt vervolgens een plaatselijk verdovend middel, al of niet gemengd met een [[morfine]]-achtige stof, ingespoten. Na verloop van een tiental minuten ontstaat een verdoving met uitschakeling van gevoel en beweging.
 
Bij spinale anesthesie wordt een naald op dezelfde wijze opgeschoven, echter met perforatie van het harde hersenvlies. Na perforatie bevindt het uiteinde van de naald zich in de spinale ruimte die is gevuld met [[hersenvocht|liquor]]. Deze vloeistof druppelt voor de injectie van het verdovende middel enkele momenten uit de naald, om vast te stellen dat de juiste plaats is bereikt.
De peridurale techniek wordt toegepast op [[borstwervel|borst]]- en [[lendewervel]]niveau, de spinale methode op lendewervelniveau. Bij de spinale methode is het risico groter dat de verdovingsvloeistof op hogere niveaus terechtkomt, waardoor soms zelfs een deel van de [[Ademhaling (mens)|ademhalingsspieren]] zou kunnen uitvallen; er moet daarom altijd een mogelijkheid tot beademen aanwezig zijn.
 
{{Navigatie injectieinjecties}}
 
[[Categorie:Geneeskundige behandeling]]