Adolf von Harnack: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Kgsbot (overleg | bijdragen)
MexicanoBot (overleg | bijdragen)
k →‎Levensloop: taal (één woord), replaced: terecht gekomen → terechtgekomen
Regel 9:
Drie jaar later werd hij gevraagd als hoogleraar kerkgeschiedenis aan de universiteit van [[Gießen|Giessen]]. Daar werkte hij samen met Oscar von Gebhardt aan ''Texte und untersuchungen zur Geschichte der altchristlichen Litteratur'' (vanaf 1882), een onregelmatig verschijnend periodiek met enkel essays over het [[Nieuwe Testament]] en de [[patristiek]]. In 1881 publiceerde hij een werk over het kloosterwezen, ''Das Mönchtum - seine Ideale und seine Geschichte'' (vijfde editie, 1900) en werd samen met [[Emil Schürer]] co-redacteur van de ''Theologische Literaturzeitung''.
 
In 1885 publiceerde hij het eerste deel van zijn ''Lehrbuch der Dogmengeschichte'' (derde editie in drie delen 1894-1898). In dit werk beschrijft Harnack de opkomst van het [[dogma (religie)|dogma]], waaronder hij verstaat het gezaghebbende doctrinaire systeem uit de vierde eeuw en haar ontwikkeling tot en met de [[Reformatie]]. Hij was van mening dat het christendom in haar vroegste ontwikkelingsfase zozeer verstrengeld was geraakt met de Griekse filosofie dat veel zaken die niet wezenlijk zijn voor het christendom in het uiteindelijke systeem waren terecht gekomenterechtgekomen. Daarom zouden [[protestanten]] niet alleen vrij moeten zijn, maar zelfs verplicht het te bekritiseren; voor een protestant kan er geen [[dogma (religie)|dogma]] bestaan. Een verkorte uitgave verscheen in 1889 met als titel ''Grundriss der Dogmengeschichte'' (derde ed. 1898).
 
In 1886 werd Harnack naar [[Marburg]] geroepen en in 1888 naar [[Berlijn]], ondanks hevig verzet van de conservatieve kerkelijke autoriteiten. In 1890 werd hij lid van de Pruisische Akademie van Wetenschappen. In Berlijn werd hij, tegen zijn zin, betrokken bij een controverse over de [[Apostolische geloofsbelijdenis]], waarin de tegenstellingen binnen de Pruisische kerk tot uiting kwamen. Het standpunt van Harnack was dat deze geloofsbelijdenis zowel te veel als te weinig inhield om een bevredigende toets te zijn voor de kandidaten voor de ordinatie. Hij gaf de voorkeur aan een kortere geloofsbelijdenis die strikt van iedereen kan worden verlangd (vergelijk zijn ''Das Apostolische Glaubensbekenntnis. Ein geschichtlicher Bericht nebst einer Einleitung und einem Nachwort'', 1892).