Koninklijk Nederlands Aardrijkskundig Genootschap: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Pompidombot (overleg | bijdragen)
Mannethomas (overleg | bijdragen)
Regel 5:
== Geschiedenis ==
=== Oprichting en expeditietijdperk ===
De organisatie werd opgericht in [[1873]] in navolging van andere kolonialewesterse grootmachtenmogendheden, zoals Frankrijk ([[1821]]: [[Societé de Géographie de Paris]]) en, Engeland, ([[1830]]: [[Royal Geographical Society]]), Duitsland (Berlijn 1828, Frankfurt 1836, München 1869, Bremen 1870, Hamburg 1873, Leipzig 1861) en België (Antwerpen en Brussel 1876). In die tijd was [[Nederland]] slechts een fractie van wat ze daarvoor was geweest als economische grootmacht. De ontevredenheid daarover (de Nederlanders waren een trots volk geworden door de [[Gouden Eeuw]]) bij onder andere kooplieden en wetenschappers en de aantrekkelijkheid van het vinden van rijke hulpbronnen in de toen nog nauwelijks ontgonnen koloniën waren achterliggende oorzaken voor het ontstaan van de organisatie. Deze gedachtegang moet vooral gezien worden in de toen geldende geest van het [[imperialisme]] en [[Kolonisatie|kolonialisme]], waarbij de '[[de Verlichting|verlichte]]' Europeaan een 'onontgonnen' en 'woest' landschap met dito volkeren kon omzetten in een 'bruikbare beschaving'. Hierdoor was het gerechtvaardigd om dergelijke expedities, met soms verstrekkende gevolgen voor de lokale bevolking en gebied op lange termijn, uit te voeren. De tijd waarin de organisatie werd opgericht (1873 met [[Pieter Johannes Veth]] als eerste voorzitter) wordt Geografisch ook wel aangeduid als "de grote stroomversnelling" om de enorme versnelling die de discipline [[Geografie]] vooral maatschappelijk doormaakte.
 
De organisatie was voor die tijd vrij modern, praktisch en maatschappelijk van opzet. De organisatie die tot [[1888]] "Aardrijkskundig Genootschap" heette, organiseerde vanaf [[1877]] talrijke expedities naar vooral Nederlandse koloniale plaatsen, zoals de talrijke eilanden van de [[archipel]] van [[Nederlands-Indië|Nederlands-Indië]] en de binnenlanden van [[Suriname]] en Borneo (zie hiervoor de expedities van dr. [[Anton Willem Nieuwenhuis]]). Deze koloniale gebieden waren voor een groot deel vaak niet meer dan een aantal [[bestuurspost]]en aan de kust, waarvanuit handel werd bedreven met stammen uit de binnenlanden. Deze binnenlanden waren nog nauwelijks in kaart gebracht en werden vaak aangeduid als "[[witte vlek]]ken". Er werden ook expedities uitgevoerd naar de gebieden van de Nederlandse [[Afrikaners|Boeren]] in het binnenland van [[Zuid-Afrika]] en naar de [[inheemse volken]] (toen [[indianen]] genoemd) van [[Noord-Amerika]]. Deze expedities werden vaak opgezet in samenwerking met het koloniale bedrijfsleven en koloniale organisaties, zoals de [[Maatschappij ter Bevordering van het Natuurkundig Onderzoek der Nederlandsche Koloniën]] (MNK) en de [[Vereniging voor Suriname]] en er gingen vaak jaren aan voorbereiding aan vooraf. Meestal bestond een dergelijke expeditie uit wetenschappers uit verschillende disciplines, een fotograaf en een marineofficier. De militaire begeleiding nam toe naarmate er meer vijandigheden werden geconstateerd tegenover leden van de expeditie door lokale inheemse bewoners.
 
Niet alleen de koloniën werden bezocht. Toen in de tweede helft van de negentiende eeuw verschillende Europese landen expedities naar het Arctisch gebied zonden vonden sommigen dat Nederland niet achter kon blijven. Binnen het Aardrijkskundig Genootschap werd een flinke lobby opgezet om een Nederlandse expeditie te lanceren. Tijdens vergaderingen hielden mannen als [[Koolemans Beijnen]] en [[Marin Jansen]] toespraken, terwijl in het Tijdschrift van het genootschap pittige pleidooien verschenen.<ref>W. Mörzer Bruyns, ''De eerste tocht van de Willem Barents naar de Noordelijke IJszee'' (Zutphen, 1985).</ref> Hoewel er enige twistpunten tussen het organiserend comité en het AG bestonden lanceerde die laatste toch een nationale collecte, die genoeg geld opbracht om een schoener te laten bouwen en uit te rusten. In 1878 begaf de ''Willem Barents'' zich voor het eerst in noordelijke richting, om onder leiding van luitenant ter zee [[De Bruyne]] [[Spitsbergen]], [[Jan Mayen]] en de westkust van [[Nova Zembla]] te verkennen. In 1882 zou het AG opnieuw een poolexpeditie steunen, en wel de wetenschappelijk onderneming in het kader van het internationale [[pooljaar]] de [[Nederlandse poolexpeditie 1882-83]].
 
De leden van de organisatie waren niet alleen wetenschappers. Ook de politieke elite (ministers, kamerleden en (oud) [[gouverneur-generaal]]s van Nederlands-Indië) en de commerciële elite (bankdirecteuren, fabriekseigenaren, [[reder]]s en kapiteins van de [[koopvaardij]]) waren lid. De economische maar ook de politieke belangen waren groot. Als een expeditie gegevens had over een gebied konden zowel routes voor de verplaatsing van bijvoorbeeld [[steenkool]] of [[bauxiet]] worden opgezet, maar ook konden gebieden onder effectief politiek bestuur worden geplaatst, die daarvoor slechts nominaal bestuurd werden.