1.565
bewerkingen
(dubb.verm slottekst) |
(voorst. 74/75 / typo's/ dubb. vermeldingen/ rafaël-machteld) |
||
'''Gijsbrecht van Aemstel''' is een [[toneel (spel)|toneelstuk]] van [[Joost van den Vondel]], dat werd opgevoerd ter gelegenheid van de opening van de eerste stenen [[Amsterdam]]se [[Theater (gebouw)|schouwburg]]. De inwijding op [[26 december]] [[1637]] van dit door [[Jacob van Campen]] ontworpen [[Classicisme|classicistisch]]e theater aan de [[Keizersgracht (Amsterdam)|Keizersgracht]] werd uitgesteld vanwege protestante bezwaren tegen enige (in de katholieke middeleeuwen spelende) passages. Na protesten tegen de eventuele ''"vertoning van superstitiën van de [[Papisme | paperije]] als [[mis]]se en andere ceremoniën"'' kon ''de Gysbrecht'' op [[3 januari]] [[1638]], kleurrijk en fraai gekostumeerd in [[schouwburg van Van Campen|Van Campens schouwburg]] in première gaan.<ref>''Vondel, Volledige dichtwerken en oorspronkelijk proza''. Verzorgd door [[Albert Verwey|Albert Verweij]]. Opnieuw uitgegeven met een inleiding door Mieke B. Smits-Veldt en Marijke Spies. Becht, Amsterdam, 1986, Inleiding p. XXVIII. ISBN 90 230 06119</ref>
In Amsterdam werd het stuk vele daaropvolgende jaren op [[Nieuwjaar|Nieuwjaarsdag]] opgevoerd. In de [[1960-1969|jaren zestig]] nam de populariteit van de Gysbreght af. Het toneelstuk zou niet meer voldoen aan de wensen van het publiek. De beëindiging van de Gysbrechttraditie in 1968, moet in het licht van de tijdgeest en algehele ontevredenheid over de enscèneringen in de periode voorafgaand aan [[Aktie Tomaat]] (1969) worden gezien.
== De inhoud ==
===Vierde bedrijf===
Gijsbreght probeert de oude bisschop Gozewijn over te halen te vluchten voor de snel naderende vijand. Hij wil de bisschop op zijn rug dragen. (Een verwijzing naar Vergilius' Aeneis, waarin Aeneas zijn vader draagt als zij Troje ontvluchten). Gozewijn zegt dat hij te oud is; hij is klaar om te sterven en zich bij God te voegen. De trouwe nonnen, waaronder Klaeris, zeggen Gozewijn niet alleen te kunnen laten. Ook zij zijn bereid te sterven. (De scène werd afgesloten met een ‘stomme vertoning’, waarin men zag hoe bisschop Gozewijn en de nonnen werden vermoord.) In de tweede scène schrikt Badeloch als zij Arend van Aemstel ziet. Omdat hij alleen is denkt zij dat Gijsbreght gesneuveld is. Arend ontkent dit en doet gedetailleerd verslag van het gruwelijk schouwspel dat zich voor zijn en Gijsbreght’s ogen afspeelde; de strijd, de bezetting, de dood van onder andere Gozewijn en de nonnen. Badeloch vreest dat ook Gijsbreght dood is. In de laatste scène bezingt de rei (van Burghzaten) de pure, oprechte liefde tussen Badeloch en Gijsbreght. Zij geven uiting
===Vijfde bedrijf===
Gysbreght vertelt Badeloch dat de strijd om het stadhuis verloren is. Een bode komt op en vertelt dat ook het klooster gevallen is; de Witte van Haemstede vermoorde alle nonnen en bischop Gozewijn. De burgers vluchten naar het slot van de van Aemstels. De bode spoort Gysbreght aan een tegenaanval te doen en daarna de brug af te breken. Men draagt de zwaargewonde Arend, Gysbrechts broer, binnen die even later sterft. Trompetgeschal kondigt de komst van de Heer van Vooren aan, die de overgave eist. Gijsbrecht weigert en probeert Badeloch ertoe te bewegen met de kinderen per boot te vluchten. Badeloch wil niet: ze wil liever sterven dan haar echtgenoot achterlaten. Als Gijsbrecht woedend dreigt naar buiten te gaan gehoorzaamt ze. Dan verschijnt de engel
:Helaes! hoe bitter valt het scheiden van zijn land.
:daer alles loopt verloren!
Aanvankelijk werden alle rollen door mannelijke acteurs gespeeld. [[Ariana Nozeman]] (1626/1628 - 1661) was de eerste vrouwelijke Badeloch.
Begin jaren vijftig waren de opvoeringen van de Gijsbreght van Aemstel door het Amsterdams Toneelgezelschap van [[Albert van Dalsum]] drukbezochte evenementen. Het gezelschap speelde Vondels Gijsbreght van 1948 tot 1954 iedere Nieuwjaarsdag in de Amsterdamse Stadsschouwburg
In de jaren zestig was een strijd gaande in de toneelwereld tussen traditie en vernieuwing, een weerslag overigens van de culturele (r)evolutie in andere sectoren van de maatschappij. De jaren '60 en '70 van de vorige eeuw waren roerig. Het was onder andere een tijd van provocatie en vrije moraal, waar Provo een exponent van was. Jongeren keerden zich tegen het establishment. De Gysbreght stond daarbij – juist als symbool van traditie – aan de verkeerde kant, verloor, moest opgeven en de stad verlaten. Het keerpunt kwam met de jeugdvoorstelling van de Gysbrecht in de Rotterdamse Schouwburg in 1967. De voorstelling werd gestaakt omdat er gelachen en gefloten werd. De leraren van deze jongeren kwamen voor de jeugd op en beweerden zelf ook dat het een volstrekt statisch toneelbeeld was en dat de Gysbreght geen realistische opvatting bevatte. De opvoering van '68 zou voorlopig de laatste worden in een sinds 1641 onafgebroken reeks. De galapremière liep dat jaar in het honderd doordat van te voren extra vervalste toegangskaarten waren verspreid. De Amsterdamse gemeenteraad besloot daarop de Nederlandse Comedie te verlossen van de aan subsidiëring verbonden plicht om elk jaar de Gysbrecht ten tonele te voeren. Op nieuwjaarsdag 1969 stond De Spaanse Brabander van Bredero op de planken in plaats van de Gysbreght. De
In 1974 /1975 speelde het toneelgezelschap het Publiekstheater de ''Gijsbrecht'' in een sterk geactualiseerde bewerking van Guus Rekers, onder regie van René Lobo. In 'het jaar van de vrouw' (1975) kregen vrouwen een geëmancipeerde en belangrijke rol. Rafaëls tekst werd gesproken door de geest van Machteld van Velzen. Ook werd verwezen naar het 700-jarig bestaan van de stad Amsterdam. Guus Rekers was een actievoerder binnen de Aktie Tomaat.
Hans Croiset heeft bij zijn opvoering in 1988 de reien meer in de dramatische handeling opgenomen. De derde en vierde rei werden gezegd door Badeloch, de kinderen van Gijsbrecht en andere belangrijke personages uit het toneelstuk. De eerste twee reien werden gezegd door personages met een minder centrale rol.
* Op de plek waar de eerste stenen [[Stadsschouwburg Amsterdam|Amsterdamse Schouwburg]] in 1638 haar deuren opende, stond tussen 1617-1622 [[Samuel Coster]]s [[Eerste Nederduytsche Academie]], waar men zich naast de [[Rederijker|rederijkerij]] ook wijdde aan hoger onderwijs in de volkstaal.
* De eerste opvoering van de ''Gysbreght van Aemstel'' deed Vondel voor de geleerde staatsman Hugo Grotius, rond 1636. Al snel concludeerde men dat dit stuk, met zijn klassieke allure, zo goed was, dat de ‘Gysbreght van Aemstel’ als openingsstuk voor de nieuwe schouwburg een feit werd.{{feit|bron?|2010|12|02}}. In een ‘Voorspel’ wijdde Vondel de tragedie tevens aan de regeerders van de stad.
* Het, van het Griekse woord 'theatron' afgeleide woord 'Schouwburg' werd door Vondel bedacht. De 'eigennaam' werd de populaire soortnaam.
* Vele kunsthistorici schreven en speculeerden over de raakvlakken in het werk en de levens van de tijdgenoten Rembrandt en Vondel. <ref> http://www.dbnl.org/tekst/ster002oork01_01/ster002oork01_01_0011.php?q J.F.M. Sterck, Oorkonden over Vondel en zijn kring. N.V. Uitgevers-maatschappij, voorheen Paul Brand, Bussum 1918 vanaf pag. 287</ref> Hoewel het [[clair-obscur]] licht theatraliteit suggereert, is de veronderstelling dat ''de Nachtwacht'' direct geïnspireerd is op de openingsscène in de ''Gysbrecht'' niet waarschijnlijk; Rembrandt vermeldt, zonder enige verwijzing naar de Middeleeuwen, de naam en toenaam van alle op zijn doek afgebeelde 17e eeuwse figuren in het naast de poort afgebeelde schild. Wel herkent men in tekeningen van Rembrandt toneelspelers en personages uit het stuk.<ref>Zie: Rembrandts tekening : De toneelspeler Willem Ruiter als bisschop Gozewijn in de kleedkamer. O. Benesch, I, 132.</ref>
|
bewerkingen