Continuümhypothese: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
→‎Onbeslisbaarheid binnen de Zermelo-Fraenkel-verzamelingenleer: continuümhypothese is ook onafhankelijk van ZFC
Regel 21:
 
== Onbeslisbaarheid binnen de Zermelo-Fraenkel-verzamelingenleer ==
Het vaststellen van de waarheid of onwaarheid van de continuümhypothese is het eerste van de [[23 problemen van Hilbert]] uit het jaar 1900. De bijdragen van de [[Kurt Gödel]] in 1940 en van [[Paul Cohen (wiskundige)|Paul Cohen]] in 1963 hebben laten zien dat, wanneer men gebruik maakt van de [[axioma]]'s van de [[Zermelo-Fraenkel-verzamelingenleer]], de meest gangbare verzamelingenleer binnen de moderne wiskunde, de continuümhypothese noch kan worden weerlegd, noch kan worden [[bewijs (wiskunde)|bewezen]], dit op voorwaarde dat de verzamelingenleer consistent is. Dit resultaat was de eersteeen illustratie van Gödels [[onvolledigheidsstellingen van Gödel|onvolledigheidsstelling]]en. Om te bepalen of de continuümhypothese geldig is, zal men dus [[axioma]]'s moeten toevoegen aan de gangbare [[axiomastelsels]] (zoals het [[keuzeaxioma]] van [[Ernst Zermelo]] in de [[Zermelo-Fraenkel-verzamelingenleer]] [[ZFC]]). De discussie over hoe zo'n axioma eruit zou moeten zien, is een van de grootste vragen in de moderne verzamelingenleer.
 
Met de continuümhypothese geldt dat het aantal reële getallen in het continuum, ''C'' gelijk is aan <math>{}_{}^{\aleph_1}</math>. Zonder de continuümhypothese kunnen er oneindig veel <math>{}_{}^{\aleph}</math>'s liggen tussen <math>{}_{}^{\aleph_0}</math> en C. Beide mogelijkheden zijn even aannemelijk: de ene is niet meer of minder waar dan de andere.