Lambert I van Leuven: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting |
Geen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 13:
'''Lambert I''', bijgenaamd '''''met de Baard''''' (ca. 950 – [[Florennes]], [[12 september]] [[1015]]), was de oudste met zekerheid bekende [[graven van Leuven en hertogen van Brabant|graaf van Leuven]] en stamvader van de Leuvense gravendynastie.
Hij was een zoon van [[Reinier III van Henegouwen]] en Adela
In 1003 wordt Lambert voor het eerst vermeld als graaf van Leuven, ter gelegenheid van zijn aanduiding als voogd over de [[abdij van Nijvel]].<ref>{{Aut|L. Vanderkindere}}, ''La formation territoriale des principautés belges au moyen-âge'', II, Brussel, 1902, p. 113: "''Butkens, I, 22, acte de 1003 pour Nivelles, donation de Gisèle''".</ref> Hij verwierf ook de voogdij over de abdij van [[Gembloers]]. Door dit voogdijschap moest hij instaan voor de bescherming van de abdijen, maar anderzijds verkreeg hij ook de territoriale controle over de uitgestrekte abdijdomeinen. In 1007 wordt vermeld dat graaf Lambert terug in de gratie is gekomen bij [[Hendrik II van het Heilige Roomse Rijk|Hendrik II]].<ref>''Annales Colonienses'' 1007, {{Aut|G.H. Pertz}} (ed.), ''Monumenta Germaniae Historica, Scriptores'', I, Hannover, 1826, p. 99.</ref> Door Lamberts huwelijk met [[Gerberga van Lotharingen|Gerberga]], dochter van hertog [[Karel van Neder-Lotharingen|Karel van Lotharingen]], kwam hij in het bezit van het [[graafschap Brussel]].<ref>Gesta Abbatum Gemblacensium 32, {{Aut|G.H. Pertz}} (ed.), ''Monumenta Germaniae Historica, Scriptores'', VIII, Hannover, 1848, p. 537. Vgl. ''Iacobi de Guisia Annales Hanoniæ'' XIV.XL, {{Aut|G.H. Pertz}} (ed.), ''Monumenta Germaniae Historica, Scriptores'', XXX.1, Hannover, 1896, p. 184.</ref> De toewijzing van het [[hertogdom Lotharingen]] aan [[Godfried I van Verdun]] bracht Lambert openlijk met de graven van de Ardennen in conflict. Dit gaf aanleiding tot de [[Slag bij Florennes]] (1015), waar Lambert I sneuvelde.<ref>''Gesta Episcoporum Cameracensium'' III.12, {{Aut|G.H. Pertz}} (ed.), ''Monumenta Germaniae Historica, Scriptores'', VII, Hannover, 1844, p. 469; ''Gesta Abbatum Gemblacensium'' 32, {{Aut|G.H. Pertz}} (ed.), ''Monumenta Germaniae Historica, Scriptores'', VIII, Hannover, 1848, p. 537.</ref>
|