Catacomben van Kom el Shoqafa: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Foxie001 (overleg | bijdragen)
Versie 22419595 van Sminetti (overleg) ongedaan gemaakt.
Regel 2:
 
De [[Necropolis|necropool]] stamt uit de tijd waarin de faraonische funeraire gebruiken gecombineerd werden met [[Hellenistische]] invloeden vanuit het vroege [[Romeinse Keizerrijk]]. De cirkelvormige trap die naar de onderaardse tunnel leidt werd uitgegraven ten tijde van Keizers [[Antoninus Pius]] en [[Marcus Aurelius Antoninus|Marcus Aurelius]] in de tweede eeuw na Christus. In de dodenstad werden overledenen bijgezet vanaf het einde van de eerste eeuw tot aan het begin van de vierde eeuw.
 
In tegenstelling tot wat sommige bronnen beweren, zijn de catacomben van Kom el Shuqafa niet ontdekt door een ezeltje dat via een gat in de grond in de diepte van de catacomben verdween. In werkelijkheid zijn de catacomben ontdekt op 28 september 1900 door meneer Es-Sayed Aly Gibarah.<ref>Venit, 2002b, p. 125</ref> De catacombe van Kom el Shuqafa is verdeelt over drie ondergrondse etages. De derde etage, met ook daar enkele tomben, is door het almaar stijgende grondwater onbereikbaar geworden. Tegenwoordig is slechts één tombe op de tweede etage te bezichtigen: de hoofdtombe van Kom el Shuqafa. Door het grondwater is de hele tweede verdieping voorzien van een verhoogd pad van houten planken, incluis de tombe zelf.
Een bezoek aan het ondergrondse complex begint met een afdaling via de schacht met wenteltrap, waarna men op de eerste verdieping een rotonde tegenkomt met daaraan het zogenaamde triclinium. Het triclinium is een massieve, vierkante ruimte met drie stenen banken langs de muren, en is een veelvoorkomend onderdeel in de Romeinse funeraire traditie. Het was bestemd voor familieleden die bijeen kwamen voor een banket ter ere van de overledene. Vanaf de rotonde leidt een trap naar de tweede verdieping, waar de hoofdtombe van Kom el Shuqafa zich bevindt. De tombe bevat drie, in de rotsen uitgehakte sarcofagen, die leeg waren toen de tombe in 1900 werd ontdekt. Tegenover de tombe bevindt zich de doorgang naar de nu ontoegankelijke derde verdieping. Rondom de tombe bevinden zich de loculi, de grafnissen. Al in antieke tijden zijn de gangen steeds meer uitgebreid en ontstond een zogenaamd labyrint catacombe.<ref>Venit, 2002b, pp. 128-129</ref> De catacomben waren tot in het begin van de vierde eeuw CE nog in gebruik.<ref>McKenzie, 2007, p. 194</ref>
De pronaos
 
De tombe van Kom el Shuqafa heeft de plattegrond van een Griekse tempel of tempeltombe, met een naos, de grafkamer, en een pronaos, een antichambre. De tombe begint bij de kolommen die toegang geven tot de pronaos. De kolommen houden het gebogen fronton met de gevleugelde zonneschijf, geflankeerd door twee Horus valken, op zijn plaats. Tussen de kolommen leiden drie traptreden naar de pronaos die enigszins aan het zicht zijn onttrokken door het verhoogde pad. Aan weerszijde van de pronaos staan de beelden van een man en een vrouw, ieder in hun eigen nis tegenover elkaar. In de vormgeving van de beelden spreekt een duidelijke synthese tussen klassiek Egyptische vormgeving en Romeinse beeldtaal. De aankleding en houding van de sculpturen zijn Egyptisch: ze staan in schredenstand met de armen strak langs het lichaam. De vrouw draagt een lange jurk in Egyptische stijl, de man een Egyptische rok. De hoofden van de beelden zijn gehouwen in Romeinse stijl. De man heeft voorhoofdsrimpels en kort krullend haar, de vrouw is gekapt volgens een stijl die in het Romeinse Rijk in de mode was in de eerste eeuw CE. Door de beelden te vergelijken met Romeinse portretten is de datering van de tombe vastgesteld: de vroeg Flavische periode, ergens tussen 69-98 CE. Toch blijft de datering van de tombe een netelige kwestie omdat niet bekend is of de beelden tegelijkertijd met de tombe zijn gemaakt en geplaatst.<ref>Venit, 2002b, p. 129 en p. 143. </ref>
Aan weerszijde van de toegang tot de naos bevinden zich twee Agathodaemon reliëfs. Beiden dragen de dubbele kroon van Opper en Neder Egypte met daarboven ronde schilden met in het midden medusakopjes. Medusakopjes zijn veel voorkomende elementen in graven uit de Grieks-Romeinse tijd en dienen als bescherming tegen indringers. De uitleg voor de combinatie van Agathodaemon met de medusakopjes ligt in het gebied van dubbele bescherming: Medusa om af te schrikken en Agathodaemon ter bescherming. In de krullen van Agathodaemon’s slangenlichaam steken twee staven: de kerykeion met de dennenappel knop en de thyrsus staf. Venit zegt dat de kerykeion staf een gebruikelijk attribuut van Agathodaemon was en vaak tezamen met de godheid is afgebeeld. De thyrsus staf in combinatie met Agathodaemon is volgens haar echter heel zeldzaam en vrijwel nergens anders ooit afgebeeld.
De centrale nis
 
De naos is ingericht als triclinium, met tegen de muren drie stenen sarcofagen. In de nissen, boven de sarcofagen, zijn de wandreliëfs aangebracht. In de tombe van Kom el Shuqafa zijn narratieve scènes gerelateerd aan de Egyptische kijk op het leven na de dood vermeden. In plaats daarvan ligt de focus op narratieve decoraties van goden die zijn verbonden met de cultus rond Isis. Tegenover de toegang is het meest in het oog springende reliëf aangebracht. Er is een mummie op afgebeeld, gelegen op een bed in de vorm van een leeuw. In zijn klauw houdt de leeuw de veer der waarheid vast, het symbool van de Egyptische godin Ma’at. De dode wordt bijgestaan door de god Anubis, die achter hem staat. Aan weerszijde staan, rechts, de god Toth en links de god Horus. De drie goden houden allen een potje vast, waarschijnlijk zalfpotjes. Onder het bed staan drie van de oorspronkelijk vier canopen, vazen waarin de organen van de overledenen werden bewaard. Een referentie aan de vermiste canoop duikt in een ander reliëf weer op, maar de aanvankelijke fout is intrigerend en suggereert dat zowel de kunstenaar als de opdrachtgever niet precies wisten welke elementen belangrijk waren om af te beelden om daarmee het voortbestaan van de ziel te garanderen.<ref>Venit, 2002b, p. 139.</ref>
Links en rechts van het hoofdreliëf, zijn twee kleinere reliëfs aangebracht op de zijmuren. Op het linker reliëf zijn twee, elkaar aankijkende, figuren te zien met tussen hen in een tafeltje waarop een vuurkorfje staat te branden. De rechter figuur is geïdentificeerd als een docerende priester, te herkennen aan zijn lange gewaad met daarover een pantervel. Hij leest spreuken voor vanaf een boekrol. De rechter figuur, een man, draagt een lange rok op de manier van een geïnitieerde in de cultus van Isis. Hij is afgebeeld met een zonneschijf op zijn hoofd en in zijn rechterhand houdt hij een ongeïdentificeerd object vast. Zijn linker hand houdt hij voor zijn gezicht, wat een Grieks, mannelijk rouwgebaar is.<ref>Venit, 2002b, p. 138.</ref> Achter de figuur staan twee hiëroglyfen afgebeeld zonder betekenis; op vier van de zes panelen staan zulke betekenisloze hiëroglyfen. De Romeinen zagen hiëroglyfen als een heilig schrift en soms werden losse hiëroglyfen aangebracht, zonder linguïstische waarde, om de Egyptische sfeer te benadrukken. De Romeinen prefereerde vorm boven inhoud om een bepaalde mystieke sfeer van het exotische Egypte op te roepen. De losse hiëroglyfen in de tombe van Kom el Shuqafa zijn hier een voorbeeld van.<ref>Swetnam-Burland, 2007, pp. 120-122.</ref>
Het reliëf op de rechter zijmuur laat ook weer twee, elkaar aankijkende figuren zien. De linker figuur is herkenbaar als priester en ‘drager van veren’, die in zijn haarband zijn vastgezet. Door de veren is hij herkenbaar als de heilige schrijver in de cultus van Isis. Tegenover de heilige schrijver is een vrouwelijk lid van de Isis cultus afgebeeld. Haar kleding verteld dat ook zij een geïnitieerde in de cultus was. Op haar hoofd is een zonneschijf aangebracht, haar handen houdt ze voor het gezicht. Achter haar, in de rechter bovenhoek van het paneel, staan de betekenisloze hiëroglyfen en tussen de twee figuren staat een altaartje of tafeltje met vruchten en papyrusplanten erop.
De sarcofaag is versierd met een slingerende guirlande. Boven de guirlande, in het midden, is een klein figuurtje van een liggende vrouw aangebracht. Er wordt verondersteld dat dit figuurtje op de sarcofaag dezelfde vrouw is als de vrouwelijke sculptuur in de pronaos en dat dit haar graf moet zijn geweest.<ref>Venit, 2002b, p. 135.</ref> Er is een Medusakopje links van de liggende vrouw aangebracht en rechts is een saterkopje afgebeeld.
De linker nis
 
Boven de linker en rechter sarcofagen zijn twee, zeer op elkaar gelijkende reliëfs aangebracht waarop de Apis stier met een zonneschijf tussen de horens, op een voetstuk in het midden staat. Het verschil tussen beide reliëfs zit in details: op het lijf van de Apis stier in de linker nis is een halve maan afgebeeld en de zonneschijf van de godin Isis-Ma’at wordt in de rechter nis geflankeerd door een ureus slang en gier. Op beide reliëfs staat Isis-Ma’at achter de Apis stier met haar gevleugelde armen uitgestrekt naar de stier. Beide godinnen houden de veer van Ma’at vast. Voor de Apis stier staat een als farao geklede figuur. Als de datering van de tombe klopt, moet dit een Romeinse keizer zijn, wellicht Vespasian of Titus.<ref>Venit, 2002b, p. 143.</ref> De keizer figuur biedt Apis, in beide reliëfs, een sieraad aan.
Op de linker zijmuur zijn twee gemummificeerde figuren te zien. Tussen hen in staat weer een tafeltje met daarop een potje en twee vruchten ernaast. De linker figuur is een gemummificeerde vrouw met een zonneschijf op haar hoofd. Ze houdt met beide handen een staf vast. Het is niet bekend wie zij moet voorstellen alhoewel is gesuggereerd dat zij een gemummificeerde vorm van Isis kan zijn. Als die veronderstelling waar is, dan is het de enig bekende afbeelding van Isis als mummie. De rechter gemummificeerde figuur is geïdentificeerd als een van de vier zonen van Horus, Qebehsenuef. Hij draagt de dubbele kroon van Opper en Neder Egypte en houdt een staf vast. In het midden, tussen de figuren, staan de hiëroglyfen zonder betekenis afgebeeld.
Op de rechter zijwand staat een als farao geklede figuur met hem-hem kroon die de veer der waarheid aan een gemummificeerde godheid aanbiedt. De godheid is waarschijnlijk Osiris, hoewel de attributen waarmee hij geïdentificeerd kan worden ontbreken. De windsels die het lichaam van Osiris strak omspannen zijn rijk gedecoreerd, aan zijn kin is het valse sikje bevestigd. Tussen hen in staat een tafeltje met een met vruchten of eieren gevulde pot erop.
De rechter nis
 
Op de linker zijmuur van de rechter nis staat een soortgelijk tafereel afgebeeld als op de rechter zijwand van de linker nis. Ook hier is een als farao geklede figuur te zien die de veer der waarheid aan een gemummificeerde godheid aanbiedt. Het reliëf verschilt in details met het reliëf uit de linker nis: de koning is gekroond met een zonneschijf en hij biedt de veer niet aan Osiris aan, maar aan de god Ptah, die een scepter strak tegen zijn gemummificeerde lichaam aanhoudt. Het kleed van Ptah is rijkelijk versierd. Op het hoofd van de godheid prijkt een zonneschijf en er staat een tafeltje met een pot erop tussen hen in.
De rechter zijmuur van de rechter nis laat ook weer twee gemummificeerde figuren zien, met tussen hen in een tafel met gevulde pot waarboven hiëroglyfen zijn aangebracht. De linker gemummificeerde figuur, een man, heeft een zonneschijf op zijn hoofd en houdt een staf voor zich uit. De rechter figuur is ook een van de vier zonen van Horus, ditmaal Hapi. Het is zijn canoop die in eerste instantie miste onder het leeuwenbed. De gedachte komt dan op dat dit reliëf zou kunnen refereren aan de vermiste canoop, maar bewijzen hiervoor ontbreken echter. Ook Hapi draagt een zonneschijf op zijn hoofd en houdt een staf vast.
Zowel de linker als de rechter sarcofagen, zijn op een identieke manier gedecoreerd: een guirlande slingert over de lengte van de sarcofagen met in het midden iets wat lijkt op een schedel van een rund met aan weerszijde van de schedel twee medusakopjes.
 
De Anubis figuren
 
Aan weerszijde van de toegangspoort zijn tot slot twee Anubis figuren afgebeeld. De rechter Anubis staat in contraposte stand, zijn linker arm is losjes om een lange speer geslagen. Hij houdt een boog in zijn rechterhand en er is een zonneschijf op zijn hoofd aangebracht. Hij is gekleed als Romeins legionair, met borstkuras een korte rok en zijn voeten gestoken in lange laarzen.<ref>Op afbeeldingen en foto’s is moeilijk te zien of de godheid laarzen draagt, maar omdat wel goed is te zien dat de tenen niet zijn afgebeeld, een discrepantie in een verder zo gedetailleerd reliëf, en omdat er nog een zweem van de bovenkant van een laars op het gebogen been is waar te nemen, moet er toch vanuit worden gegaan dat de Anubis figuur laarzen draagt. </ref> Waarschijnlijk hangen de pijlen in een koker op zijn rug: een schuine band loopt om zijn borstkas en er is een detail van een object op zijn rug waarneembaar, dit zou de pijlenkoker kunnen zijn.
De linker Anubis figuur is een curieus mengsel tussen een Egyptische god, Anubis, en een slangachtig wezen. De benen zijn vervangen door een gekrulde slangenstaart. Ook de slangen-Anubis heeft zijn arm losjes om een lange speer geslagen. Hij draagt de atef kroon en over zijn legeruniform is een korte mantel gedrapeerd.
Anubis figuren gekleed als Romeins legionair kwamen vaker voor in het Romeinse Rijk, net als militaire Horus figuren. De slangen-Anubis is heel zeldzaam en de uitleg ervan problematisch. Het kan zijn dat het een vermenging is tussen Anubis en Agathodaemon. Het zou ook een verwijzing kunnen zijn naar de Osiris-Isis legende waarin Anubis Osiris heeft gered en daarvoor het uiterlijk van een moest slang aannemen. De uitleg van Romeinse Anubis figuren in het algemeen ligt ook moeilijk. Stonden dergelijke Anubis figuren voor bescherming voor de doden of stond de Romeinse Anubis juist voor een overwinning op de dood? Gezien in de context van de tombe kunnen beide beweringen juist zijn.
 
 
== Voetnoten ==
<references />
McKenzie, J., The Architecture of Alexandria and Egypt, c. 300 B.C. to A.D. 700, New Haven 2007.
Swetnam-Burland, M., ‘Egyptian objects, Roman contexts: A taste for Aegyptiaca in Italy’, in: Bricault, L., Versluys, M.J., Meyboom, P.G.P. (ed.), Nile into Tiber. Egypt in the Roman World, Leiden 2007, pp. 113-136.
Venit, M.S., 2002a, ‘Ancient Egyptomania: The Uses of Egypt in Graeco-Roman Alexandria’, in: Ehrenberg, E. (ed.), Leaving no stones unturned: essays on the ancient Near East and Egypt in honor of Donald P. Hansen, Winona Lake, pp. 261-278.
Venit, M.S., 2002b, Monumental tombs of ancient Alexandria: the theater of the dead, Cambridge.
 
{{Coor title dms|31|11|13|N|29|54|17|E|region:EG_type:landmark}}