Staten van Zeeland: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Robbot (overleg | bijdragen)
k robot Erbij: en:States of Zeeland
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 1:
De '''Staten van Zeeland''' vormden van de [[16e eeuw|zestiende]] tot en met de [[18e eeuw|achttiende eeuw]] het hoogste bestuursorgaan van het gewest [[Zeeland (provincie)|Zeeland]].
 
Tijdens de regeerperiode van [[Keizer Karel V|Karel V]] bestonden de Staten van Zeeland uit drie standen:
Tijdens de regeerperiode van [[Keizer Karel V|Karel V]] bestonden de Staten van Zeeland uit de [[prelaat]] (de [[Abt (abdij)|abt]] van de Onze Lieve Vrouwe Abdij in Middelburg), de belangrijkste edelen van Zeeland (de Ridderschap) en vertegenwoordigers van de zes grootste steden ([[pensionaris]]sen genoemd). Beslissingen werden bij meerderheid van stemmen genomen. In de vergaderingen van de [[Staten-Generaal van de Nederlanden]] werd zij vertegenwoordigd door de uit hun midden verkozen [[raadpensionaris]] van Zeeland.
 
1. de geestelijkheid: de [[prelaat]] (de [[Abt (abdij)|abt]] van de Onze Lieve Vrouwe Abdij in Middelburg),
De steden bestonden aanvankelijk uit [[Middelburg (Zeeland)|Middelburg]], [[Zierikzee]], [[Goes]], [[Reimerswaal (historische stad)|Reimerswaal]] en [[Tholen (stad)|Tholen]]. Na de [[De Nederlandse Opstand|Opstand]] tegen Spanje kwamen [[Vlissingen]] en [[Veere (stad)|Veere]] erbij, terwijl de afgevaardigden van Reimerswaal na 1578 vanwege het langzaam onderlopen van deze stad niet meer in de vergaderingen van de Staten van Zeeland verschenen.
2. de adel, in de vorm van de belangrijkste edelen van Zeeland (de Ridderschap), en
 
3. de burgerij, waarin de vertegenwoordigers van de zes grootste steden ([[pensionaris]]sen genoemd) zitting namen.
 
Tijdens de [[Nederlandse Opstand|Opstand]] wijzigde de samenstelling van de Staten van Zeeland. De eerste stand verdween geheel vanwege de katholieke achtergrond, de tweede stand werd uitgedund, waarbij alleen edelen zitting hadden in de Ridderschap die sympathie hadden voor de Opstand. De derde stand bestond aanvankelijk uit de steden [[Middelburg (Zeeland)|Middelburg]], [[Zierikzee]], [[Goes]], [[Reimerswaal (historische stad)|Reimerswaal]] en [[Tholen (stad)|Tholen]]. Het verdwijnen van Reimerswaal en het niet meer verschijnen in de vergaderingen van de Staten na 1578 wordt vaak verweten aan het langzaam onderlopen van deze stad. Het "langzaam onderlopen" van de katholiek gebleven stad was echter te danken aan de koningsgezinde opstelling tijdens de Tachtigjarige Oorlog. De Watergeuzen veroverden de stad in 1573 en brandden Reimerswaal volledig plat. De derde stand werd uitgebreid met de steden [[Vlissingen]] en [[Veere (stad)|Veere]].
 
Tijdens de regeerperiode van [[Keizer Karel V|Karel V]] bestonden de Staten van Zeeland uit de [[prelaat]] (de [[Abt (abdij)|abt]] van de Onze Lieve Vrouwe Abdij in Middelburg), de belangrijkste edelen van Zeeland (de Ridderschap) en vertegenwoordigers van de zes grootste steden ([[pensionaris]]sen genoemd). Beslissingen werden bij meerderheid van stemmen genomen. In de vergaderingen van de [[Staten-Generaal van de Nederlanden]] werd zij vertegenwoordigd door de uit hun midden verkozen [[raadpensionaris]] van Zeeland.
 
Het dagelijks bestuur werd uit hun midden gevormd en heette [[Gecommitteerde Raden]]. Deze vormden vanaf 1578, samen met drie vertegenwoordigers van andere gewesten, tevens het Zeeuwse Admiraliteitscollege, dat het bestuur had over de [[Admiraliteit van Zeeland]].
 
Samen met de [[staten]] van de andere gewesten benoemden de Staten van Zeeland de leden van de [[Staten-Generaal van de Nederlanden]].
 
===Oranje en de Staten van Zeeland===
In 1581 kwam het markizaat van Veere en Vlissingen in handen van [[Willem van Oranje]], die er 24.500 carolusguldens voor betaalde. Hij kocht het uit politieke overwegingen: het markizaat gaf hem twee van de stemmen in de Staten van Zeeland. Het markizaat werd in het bijzonder toebedeeld aan zijn jongere zoon [[Maurits van Oranje|Maurits]], ter verhoging van zijn status. In eerste instantie zou de titel van [[Prins van Oranje]] toekomen aan de oudste zoon van Willem van Oranje, Filips Willem. Maurits was in 1581 slechts graaf van Nassau. Het markizaat werd in 1732, tijdens het [[Tweede Stadhouderloze Tijdperk]], door de Staten van Zeeland opgeheven om de politieke invloed van de Oranje-Nassaus in Zeeland in te dammen. In 1748 werd het markizaat echter weer hersteld, ten gunste van [[Willem IV van Oranje-Nassau]], de zoon van [[Johan Willem Friso]].
 
Aan het einde van de 16e eeuw bleef er in de statenvergadering na 1572 slechts één edele over: prins Filips Willem, die [[Titels van de Nederlandse koninklijke familie#Heer van Sint-Maartensdijk|heer van Sint-Maartensdijk]] was, na erfenis van zijn moeder. De Staten hadden hem bovendien de titel [[Eerste Edele]] gegeven en passeerden hiermee [[Filips II van Spanje|Filips II]], die op dat moment markies van Veere en Vlissingen was. Filips Willem werd waargenomen door Willem van Oranje, die optrad namens zijn in Spanje gevangen zoon, door een speciaal hiertoe aangewezen gemachtigde. Doordat de voornaamste andere Zeeuwse edelen naar het zuiden waren uitgeweken, waren er geen andere kandidaten voor deze functie. In 1581 werd Willem van Oranje zelf Eerste Edele door zijn koop van Veere en Vlissingen. De stem van Oranje in de Staten van Zeeland was buitengewoon groot.
 
[[Categorie:Geschiedenis van Zeeland]]