Triple Alliantie (1596): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 61:
De Engelse koningin [[Elisabeth I van Engeland|Elisabeth I]] probeerde zoveel mogelijk onder de afspraken uit te komen. Zo wilde ze vooral Frankrijk steunen dat defensief moest strijden tegen Spanje, in tegenstelling tot de Republiek, die al [[Tien Jaren (Tachtigjarige Oorlog)|een aantal jaren]] offensief bezig was. Ze was evenwel ook de eerste die gebruik maakte van de alliantie. Haar belangrijkste vloot had ze naar [[West-Indië]] gestuurd, terwijl Spanje een nieuwe armada aan het opbouwen was voor een invasie op het Engelse land. In 1588 had Spanje een [[Spaanse Armada|eerste poging]] gewaagd die ternauwernood afgeslagen was. Doordat Spanje Calais in handen had gekregen, kon deze haven als springplank dienen voor een nieuwe invasie. Elizabeth vroeg daarom de steun aan de Republiek om een vloot op te bouwen die een nieuwe Spaanse Armada kon tegenhouden. [[Johan van Oldenbarnevelt|Van Oldenbarnevelt]] honoreerde het verzoek en nam direct een aantal maatregelen. Zo werd [[Johan van Duvenvoorde]], die [[admiraal|vlootadmiraal]] van de Republiek was, naar Engeland gezonden om te adviseren bij de bouw van de vloot en werden patrouilles op [[Het Kanaal]] en de [[Noordzee]] verscherpt. Daarnaast werd het verboden om nog graan met Spanje te verhandelen, zodat de gevolgen van misoogsten voor Spanje nog groter werden.
 
In 1596 kon de gezamenlijke vloot van Engeland en de Republiek een aanval van de Spaanse vloot afslaan,verslaan nadatin dezede al[[Aanval sterkop wasCádiz verzwakt door een storm(1596)]]. De Engels-Nederlandse vloot werd aangevoerd door [[Robert Devereux (2e graaf van Essex)|Devereux]] en Van Duvenvoorde en brachtleidde tot de uitslagplundering alsvan een overwinning[[Cádiz]]. Het jaar erop verloor de vloot van de Republiek en Engeland echter de slag tegen de Spaanse vloot.<ref>{{aut|Barthold Henrik Lulofs}} (1837): [http://books.google.nl/books?id=KWJbAAAAQAAJ&pg=PA109&dq=alliantie+nederlanden+engeland+frankrijk+1596&lr=&cd=12#v=onepage&q=&f=false Kort overzigt van de geschiedenis der Nederlanden, met name der Noord-Nederlanden, Volume 2], J. Oomkens.</ref> Ondanks het verlies van de slag had de Republiek met de hulp die het had geboden aan Engeland bewezen een natie te zijn die ook op zee de nodige macht had.
 
Nog in 1596 had de Republiek voordeel van de alliantie. Een verzoek aan Engeland voor het sturen van manschappen werd ingewilligd. [[Francis Vere]] werd met 2200 soldaten naar de Republiek gezonden. Ook zond Frankrijk troepen naar de Republiek, maar deze konden ieder moment teruggeroepen worden wanneer Hendrik IV dat nodig achtte. In 1597 gebeurde dit daadwerkelijk, toen [[Albrecht van Oostenrijk]] een poging deed om [[Amiens]] te [[ontzet]]ten en Hendrik IV zijn troepen nodig had om de belegering door te zetten. Door de afwezigheid van Albrecht in de Republiek, waren de Spaansgezinde troepen in de Republiek op zichzelf aangewezen, waardoor Maurits van Oranje, stadhouder van de Republiek, meerdere steden kon [[Maurits' veldtocht van 1597|veroveren]].