Steven van der Hagen: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k dpfix |
|||
Regel 1:
[[Bestand:AmboynaFort1655.jpg|thumb|400px|Nederlandse (en Engelse?) handelsposten op het vulkanische Ambon en Neira (1655) met de nog steeds werkende Goenoeng Api (658m), het eiland in zwaveldamp hullend]]
'''Steven van der Hagen''' ([[Amersfoort (Nederland)|Amersfoort]], 1563 - 1621), ook '''Haghen''' of '''Verhagen''' genoemd, was de eerste admiraal van de [[Vereenigde Oost-Indische Compagnie]]. Hij was driemaal en zes jaar in [[Indië (regio)|Oost-Indië]]. Hij werd benoemd als [[Raad van Indië]] en diende onder de gouverneur-generaals [[Gerard Reynst]], [[Laurens Reael]] en [[Jan Pieterszoon Coen]] (nov. 1614 - okt. 1619). Als hij of de andere Nederlanders [[Mozambique]] hadden veroverd was de geschiedenis van [[Zuid-Afrika]] anders verlopen.<ref>[http://www.up.ac.za/dspace/handle/2263/4020 UPSpace at the University of Pretoria: Byna was Ilha de Moçambique Hollands - en die Kaap die Goeie Hoop nie]</ref>
Van der Hagen was een van de weinigen die protesteerde tegen het harde beleid van de bewindhebbers, die uit waren op een [[monopolie]] en de levering van [[kruidnagel]]en, daarbij de Spanjaarden, Portugezen, Engelsen of Aziatische handelaren zoveel mogelijk dwarszittend. [[Laurens Reael]] en Steven van der Hagen schreven met afkeuring over de meedogenloze manier waarop [[Heren XVII|Heeren XVII]] met de belangen en het recht van de [[Molukken|Molukse]] bevolking omsprongen.<ref>[http://www.antenna.nl/wvi/nl/nest/reael.html Laurens Reael (1583-1637)]</ref> Van der Hagen was van mening dat de VOC in plaats van de Aziatische schepen met geweld te weren er beter aan zou doen hen door verruiming van de eigen aanvoer uit de markt te concurreren.<ref>Knaap, G. (2004) Kruidnagelen en Christenen, de Verenigde Oost-Indische Compagnie en de bevolking van Ambon 1656-1696, p. 286.</ref> Reaal zette zich in voor hogere prijzen; Van der Hagen vreesde dat Bandanezen anders het eiland zouden verlaten.<ref>Colenbrander, H.T. (1934) Jan Pietersz. Coen. Levensbeschrijving, p. 133-134. </ref> In 1618 vroegen ze om ontslag.
| |||