Immanentie: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
MrBlueBot (overleg | bijdragen)
aanvulling: intro ging uitlsuitend over theologische context
Regel 1:
'''Immanentie''' (letterlijk:'er in blijvend') is de [[Filosofie|filosofische]] aanduiding voor dat wat tot de structuur van iets behoort en deze niet overschrijdt. In de [[kennistheorie]] is ''immanent'' bijvoorbeeld dat wat het bewustzijn niet te boven gaat maar binnen de ervaring of het bewustzijn blijft. Binnen een [[Theologie|theologische]] context zijn ''Immanentie'' en ''immanent''termen die gesteld worden tegenover [[transcendentie]] en transcendent, om de manier uit te drukken waarop God geacht wordt aanwezig te zijn in de wereld.
'''Immanentie''' en '''immanent''' zijn termen die gesteld worden tegenover [[transcendentie]] en transcendent, om de manier uit te drukken waarop God geacht wordt aanwezig te zijn in de wereld. Het zijn termen die vooral in de [[theologie]] worden gebruikt, meer bepaald in discussies over de aard van [[God]]. De term heeft een sterke en een zwakkere betekenis.
 
==Filosofie==
[[Immanentiefilosofie]] beperkt de kennis tot dat wat er mogelijk is in de bewuste [[ervaring]]. Niet het [[Zijn]] maar het [[bewustzijn]] krijgt de grootste betekenis toegewezen bij kennisverwerving. De belangrijkste vertegenwoordiger van de immanentiefilosofie was [[E.J.W. Schuppe]] (1836-1913).
 
In de [[westerse filosofie]] heeft het begrip immanentie sinds Scotus een vlucht genomen waardoor het geleidelijk los kwam te staan van de theologie. Het is bij [[Baruch de Spinoza|Spinoza]] terug te vinden en uiteindelijk in de [[dialectiek|dialectische]] geschiedopvatting van [[Georg Wilhelm Friedrich Hegel|Hegel]], wiens 'wereldgeest' een immanente [[rede|ratio]] is. Ook bij [[Karl Marx|Marx]] kan gesproken worden van immanentie: het bestaan van [[klassenstrijd|klassenmaatschappijen]] is dan een noodzakelijk kwaad dat nodig is om de menselijke productiekrachten gereed te krijgen voor het [[communisme]].
 
==Christendom==
In de sterke betekenis bedoelt men met ''de immanentie van God'' de stellingname dat God voortdurend van nabij aanwezig is, als een innerlijke drijvende kracht die de ganse schepping doordringt. Bepaalde religies (bijvoorbeeld [[pantheïsme]]) sluiten aan bij deze visie, andere religies (bijvoorbeeld het [[Rooms-Katholicisme]] {{feit||2009|09|24}}) verwerpen haar. De tegenovergestelde idee is dat God ver verwijderd of [[transcendent (filosofie)|transcendent]] is. De meest extreme vorm van immanentie vindt zijn uitdrukking in het pantheïsme, dat de substantie van God in elk deel van de wereld of gedeeltelijk daarin terugvindt.
 
In de zwakkere betekenis wijst ''immanentie'' op de mening dat God ingrijpt in de schepping, dat de wil van God tot op de dag van vandaag de gebeurtenissen beïnvloedt. Dit standpunt wordt bijvoorbeeld verworpen door het [[deïsme]]. Deïsten geloven dat God zich na de schepping van het heelal terugtrok en niet meer actief aanwezig is.
Regel 8 ⟶ 13:
[[Johannes Scotus]] was één van de eerste christelijke theologen die een begrip van immanentie formuleerden, als oplossing voor het [[probleem van het lijden]]: het bestaan van het [[goed en kwaad|kwaad]] is bij Scotus een 'fase' waar God en de wereld doorheen moeten om uiteindelijk de goddelijke perfectie tot haar recht te laten komen.
 
==Filosofie==
In de [[westerse filosofie]] heeft het begrip immanentie sinds Scotus een vlucht genomen waardoor het geleidelijk los kwam te staan van de theologie. Het is bij [[Baruch de Spinoza|Spinoza]] terug te vinden en uiteindelijk in de [[dialectiek|dialectische]] geschiedopvatting van [[Georg Wilhelm Friedrich Hegel|Hegel]], wiens 'wereldgeest' een immanente [[rede|ratio]] is. Ook bij [[Karl Marx|Marx]] kan gesproken worden van immanentie: het bestaan van [[klassenstrijd|klassenmaatschappijen]] is dan een noodzakelijk kwaad dat nodig is om de menselijke productiekrachten gereed te krijgen voor het [[communisme]].
 
[[Categorie:Filosofische terminologie]]