Symfonie nr. 10 (Beethoven): verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
kGeen bewerkingssamenvatting |
kGeen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 1:
De '''tiende symfonie van [[Ludwig van Beethoven]]''' is een hypothetisch werk. Na het succes van zijn [[Symfonie nr. 9 (Beethoven)|negende symfonie]] nam Beethoven zich voor nog een symfonie te schrijven in Es majeur. Hoewel hij tegen het eind van zijn leven nog allerlei werken wilde schrijven - maar die voornemens nooit uitvoerde - was hij inzake de tiende symfonie heel serieus en was hij uitdrukkelijk van plan het werk te voltooien. Zelfs
Eind negentiende eeuw onderzocht een leidende Beethoven-kenner Gustav Nottebohm de schetsen waarvan Schindler had beweerd dat deze voor de tiende symfonie waren. Nottebohm stelde dat deze niet meer voorstelden dan opborrelende ideeën van Beethoven, die heel in diverse fases van zijn carrière immers openingen van werken had genoteerd. Het bestuderen van schetsen van Beethoven is sowieso een hachelijke zaak. De meeste schetsen bestaan uit één regel zonder muzieksleutel, achteloos genoteerd in een slecht handschrift. De meeste zijn onleesbaar en de schetsen die wel leesbaar zijn, zijn moeilijk te interpreteren. Na Nottebohm waren er maar weinig onderzoekers die de oorspronkelijke schetsen van de hand van Beethoven zelf onderzochten. Pas vanaf de vroege jaren [[1960]] werden deze schetsen systematischer onderzocht en het duurde niet lang voordat al zijn schetsen op zijn minst bekeken en globaal gedateerd waren. Op basis van dit onderzoek stelde Robert Winter in [[1977]] dat er geen grote lacunes waren in de opeenvolging van de schetsboeken in relatie tot de creatieve activiteiten van Beethoven na de [[negende symfonie]]. Aangezien hij in de schetsboeken geen schetsen aantrof die aantoonbaar voor een tiende symfonie waren en er klaarblijkelijk geen (grote) schetsboeken ontbraken, verwierp hij de stelling dat Beethoven serieus aan een tiende symfonie werkte.<ref>Robert Winter, ''Noch einmal: Wo sind Beethoven's Skizzen zur Zehnten Symphonie?'', in ''Beethoven-Jahrbuch'' ix, 1977, blz. 531-552</ref>
Maar in 1984 leidde onderzoek van Brandenburg<ref>Sieghard Brandenburg, ''Die Skizzen zur Neunten Symphonie'', in ''Zu Beethoven 2: Aufsätze und Dokumente'' van Harry Goldschmidt, Berlijn 1984, blz. 88-129</ref> en Cooper<ref>Dr. Barry Cooper, ''Newly Identified Sketches for Beethoven's Tenth Symphony'', in ''Music & Letters'' 66, 1985, blz. 9-18</ref> tot het identificeren van schetsen voor ongeveer 350 maten van dit werk, voornamelijk van het eerste deel. Deze schetsen komen sterk overeen met de beschrijving die Karl Holz<ref>Karl Holz was tweede violist in het kwartet van Schuppanzigh en raakte in de zomer van [[1825]] bevriend met Beethoven. Ongeveer een jaar lang was hij diens belangrijkste assistent en onbetaald secretaris (zoals Schindler vóór hem).</ref> van het eerste deel gaf, waarvan hij overigens beweerde dat hij het deel door Beethoven op de [[piano]] had horen spelen. Het deel is ongewoon en bestaat uit een lieflijk, lyrisch
==Referenties==
|