Concerto: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Door de wol geverfd (overleg | bijdragen)
Flinus (overleg | bijdragen)
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 6:
In Vlaanderen is de term ''concerto'' gangbaar voor elk muziekstuk in de genoemde vorm, net zoals in het Frans, het Italiaans en het Engels.
 
In Nederland maakt men onderscheid tussen ''concerto'', waarmee men vooral de vroege oorspronkelijke Italiaanse vorm bedoelt, en de latere klassieke en romantische vorm, die men ''concert'' noemt, net zoals inonder o.a.andere in het Duits. In de Duitse musicologische literatuur maakt men eveneens een onderscheid tussen ''Concerto'' voor de oude Italiaanse vorm en het latere ''Konzert'', meestal ''Instrumentalkonzert'' of ''Solokonzert'' genoemd.
 
Bij de [[Koningin Elisabethwedstrijd]] staat naast een [[recital]] ook altijd een piano- of vioolconcerto op het programma.
Regel 27:
Vlak voor het einde van het eerste deel zit meestal een [[cadens]]. Dat is een vrijer gedeelte waarbij het orkest stil is en de solist een virtuose improvisatie kan laten horen. De cadens werd voor het eerst door Händel gebruikt en werd in negentiende eeuw belangrijker, gezien de drang naar [[virtuoos|virtuositeit]].
 
Ook het moderne concert(o) blijft gebouwd op de principes van het oudere genre en houdt vast aan de dialoog tussen een solo-instrument en het orkestensemble; van de sonatevorm wordt echter vaker afgeweken. Het solo-instrument is meestal de piano of de viool, maar in principe komen alle orkestinstrumenten in aanmerking, bv. cello, dwarsfluit, harp, hobo, hoorn, klarinet en natuurlijk de menselijke stem. Zelfs minder traditionele instrumenten hebben inmiddels hun plaats veroverd, zoals de [[gitaar|klassieke gitaar]] in ''[[Concierto de Aranjuez]]'' of zelfs de [[mondharmonica]] in ''Concerto for Harmonica'' (1995) van [[Toots TielemansThielemans]]. Het spreekt vanzelf dat hierbij alle kans wordt gegeven aan een ver doorgedreven virtuositeit. Het solistenthema wordt hierbij gewoonlijk aangekondigd door een tutti van het orkest, de sologedeelten worden door het orkest slechts onderstreept. Dit laatste krijgt dan nog slechts een begeleidende rol toegewezen.
 
Wat de algemene vormgeving betreft, vertoont het eerste gedeelte van de compositie gewoonlijk alle kentekenen van de sonatevorm (exposite, doorwerking en herhaling). Het tweede gedeelte, in meer [[lyriek|lyrische]] stijl gehouden, is langzaam, terwijl de finale dikwijls in rondovorm (A – B – A – C – A – B’ – A) is gecomponeerd.