Vrijspraak: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 1:
'''Vrijspraak''' is een [[vonnis|uitspraak]] in een strafproces, die inhoudt dat de rechter niet wettig en overtuigend bewezen acht dat de [[verdachte]] het [[tenlastelegging|ten laste gelegde]] feit heeft begaan. Om tot vrijspraak te komen behoeft dus niet te worden bewezen dat de verdachte iets niet gedaan heeft. In ons rechtssysteem wordt de verdachte voor onschuldig gehouden indien zijn schuld niet wettig en overtuigend [[bewijs (strafrecht)|bewezen]] kan worden. Een vrijspraak is dus geen 'bewijs' dat de verdachte onschuldig is.
 
Als het eenmaal tot vrijspraak is gekomen, kan een verdachte niet opnieuw voor dat feit vervolgd worden, ook al wordt er naderhand aanvullend bewijs gevonden. Dit principe heet het ''[[ne bis in idem]]'' principe.
 
Een verdachte kan over het algemeen niet tegen een (zuivere) vrijspraak in [[hoger beroep]] gaan. De aanklager kan dat doorgaans nog wel.
 
==NadereVrijspraak uitlegin op basis van dehet Nederlandse situatiestrafrecht==
In Nederland vervolgt het [[Openbaar Ministerie in Nederland|Openbaar Ministerie]] strafbare feiten. Iedereen kan [[Aangifte (politie)|aangifte]] doen van strafbare feiten. Strafbare feiten worden veelal - maar dus niet altijd - opgespoord door de politie. In tegenstelling tot wat zelfs televisiespotjes ons willen doen geloven is een aangifte doorgaans niet noodzakelijk om strafvervolging mogelijk te maken. Een uitzondering vormen zogenaamde klachtdelicten. Wie bijvoorbeeld beledigd is kan ervoor kiezen om geen strafvervolging te laten instellen, omdat dit middel voor hem erger zou zijn dan de kwaal.
 
De [[Officier van justitie|Officier van Justitie]] kan besluiten tot vervolging over te gaan, of te [[Sepot|seponeren]]. Een sepot is niet alleen mogelijk als hij het bewijs niet rond denkt te kunnen krijgen, maar ook als hij de vervolging niet in het algemeen belang acht. Dit zogenaamde [[opportuniteitsbeginsel]] onderscheidt het Nederlandse strafrecht van bijvoorbeeld het Duitse. Overigens kan in Nederland een direct betrokkene bij het [[Gerechtshof (Nederland)|Gerechtshof]] bezwaar maken tegen een sepot-besluit middels een zogeheten [[Artikel 12 Sv-procedure]].
 
Besluit het OM tot vervolging, dan stelt de Officier van Justitie vervolgens de [[tenlastelegging]] op, op basis van het [[proces-verbaal]] van de politie als dat aanwezig is. Een tenlastelegging is een formele beschrijving van de strafbare gedraging (een gedraging is een doen of een nalaten) op basis van het overtreden wetsartikel. [[Diefstal]] is bijvoorbeeld in het Wetboek van strafrecht als volgt omschreven:
 
:''"Artikel 310 - Hij die enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort wegneemt, met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, wordt, als schuldig aan diefstal, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of [[boete#Categorieën|geldboete van de vierde categorie]]."''
 
Een hierop gebaseerde tenlastelegging kan luiden:
 
:''Dagvaardt de heer De Vries ter zake van het feit dat:
 
:''hij op of omstreeks 22 januari 2006 te Amsterdam, althans in de provincie Noord-Holland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pakje shag, althans rookwaren, althans enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan supermarktbedrijf Jansen, gevestigd aan de Nieuwe Leliestraat, althans aan een ander dan aan verdachte.''''
 
In deze tenlastelegging houdt de officier van justitie al rekening met de mogelijkheid dat de rechter zal oordelen dat de diefstal op een andere tijd is gepleegd (''"omstreeks 22 januari''"), of op een andere plaats is gepleegd (''"althans in de provincie Noord-Holland''") of is gepleegd met een andere buit (''"althans rookwaren, althans enig goed''"). De officier van justitie probeert de tenlastelegging zodanig ruim te maken dat een vrijspraak wordt voorkomen.
 
Op de zitting[[rechtszitting]] onderzoekt de rechter de zaak op grond van de tenlastelegging. De zogenaamde grondslagleer houdt in dat de rechter in beginsel ook tot de tenlastelegging is beperkt.
De rechter onderzoekt waar en wanneer de diefstal heeft plaatsgevonden, en ook of déze verdachte de diefstal heeft gepleegd. De officier van justitie draagt de bewijslast: hij moet bewijzen dat het strafbare feit zich heeft afgespeeld volgens de tenlastelegging.
 
Stel dat de verdachte op de zitting een [[kassabon]] meeneemt, waaruit blijkt dat hij direct vóór de diefstal eenzelfde pakje shag heeft gekocht in de tabakswinkel bij hem op de hoek. Bovendien verklaren zijn vrienden onder ede dat de verdachte alleen dit gekochte pakje shag bij zich had bij de aanhouding.
 
Indien de rechter aannemelijk acht dat het bij de aanhouding aangetroffen pakje shag inderdaad is gekocht bij de tabakswinkel om de hoek en niet is weggenomen bij supermarkt Jansen, kan hij niet bewezen verklaren dat de shag is ''weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening''. Omdat dit onderdeel van de tenlastelegging onmisbaar is volgt vrijspraak. Verdachte mag gaan zonder straf en loopt geen [[strafblad]] op.
 
Vrijspraken moeten worden onderscheiden van enerzijds [[niet ontvankelijk|niet-ontvankelijkheidsverklaringen]] en anderzijds "[[ontslag van rechtsvervolging"]]. Géén vrijspraken zijn de volgende uitspraken:
* Als de rechter concludeert dat de tenlastelegging zo ingewikkeld is of zoveel fouten bevat dat deze onbegrijpelijk is geworden, kan de [[dagvaarding]] [[Nietigheid|nietig]] verklaard worden.
* Als het feit te lang geleden is gebeurd, kan het [[verjaring|verjaard]] zijn. Als gevolg daarvan kan een [[openbare aanklager]] [[niet- ontvankelijk]] verklaard worden.
* Als er een [[rechtvaardigheidsgrondstrafuitsluitingsgrond]] ofwordt gevonden in de vorm van een [[strafuitsluitingsgrondrechtvaardigingsgrond]] wordtof gevonden[[schulduitsluitingsgrond]], kan het komen tot [[ontslag van alle rechtsvervolging]]. Dat kan voorkomen, als de verdachte het feit ''wel'' begaan heeft, en dat ook bewezen kan worden, maar dat het bijvoorbeeld uit zelfverdediging was, of door een waanvoorstelling. Soms is de daad niet strafbaar (een tandarts kan normaal gesproken niet voor mishandeling worden veroordeeld), soms is de dader niet strafbaar, bijvoorbeeld in het geval van een "verontschuldigbare rechtsdwaling".
* Als het feit niet strafbaar is, bijvoorbeeld omdat het feit nog niet verboden was toen het gebeurde, volgt wèl bewezenverklaring. De rechter spreekt dus niet vrij. Daarna wordt verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging omdat het feit niet 'kwalificeerbaar' is. Dit betekent dat het bewezenverklaarde gedrag niet wordt verboden door enig artikel in een strafwet. In het strafrecht van beschaafde landen kan iemand op grond van het [[legaliteitsbeginsel]] nooit veroordeeld worden tot een straf op grond van een gedraging die niet tevoren al strafbaar was.<ref>Zie ook art. 16 [[Grondwet (Nederland)|Nederlandse Grondwet]] alsmede art. 1 [[Wetboek van Strafrecht]] en art. 1 [[Wetboek van Strafvordering (Nederland)|Wetboek van Strafvordering]].</ref> Dat is ook in mensenrechtenverdragen vastgelegd. (Op deze regel wordt een uitzondering gemaakt voor klaarblijkelijke misdaden die in de wetgeving van bepaalde regimes toch niet strafbaar zijn, zoals foltering en genocide).
 
{{refs}}
 
[[Categorie:Strafrecht]]