Overgangsboog: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
-ja
lf
Regel 1:
[[Afbeelding:Overgangsboog.PNG|thumb|right|150px|Een bocht bestaat uit een cirkelboog en twee overgangsbogen (in blauw)]]
[[Image:Parabolic transition curve.JPG|thumb|Een bordje naast de spoorlijn tussen [[Brugge]] en [[Gent]] geeft aan waar de cirkel overgaat in de parabolische overgangsboog]]
Een '''overgangsboog''' is de geleidelijke overgang tussen een rechtstand en een [[boog (meetkunde)|cirkelboog]] of tussen twee bogen met een verschillende [[straal (wiskunde)|straal]] R in het (horizontaal) [[alignement]] van een weg of spoorweg. Door de [[kromming]] van de weg of spoorweg geleidelijk toe- of af te laten nemen, wordt een plotselinge toe- of afname van de zijdelingse versnelling vermeden. Een nevenfunctie van de overgangsboog is om de [[verkanting]] van de weg geleidelijk te kunnen aanpassen, waarbij de gewenste verkanting weer afhankelijk is van de boogstraal (en de [[ontwerpsnelheid]]).
 
Zowel voor wegen als spoorwegen geldt over het algemeen dat een overgangsboog enkel hoeft te worden toegepast tussen een rechtstand en een (ruime) boog, indien ook de verkanting verandert. Hoe ruim de betreffende boog moet zijn hangt samen met de ontwerpsnelheid. Zo hoeft volgens het Nederlandse Handboek Wegontwerp een boog met een straal vanaf 2000 meter in een [[stroomweg]] niet te worden ingeleid met een overgangsboog, terwijl bij een ontwerpsnelheid van 50 km/uur een boog met een straal vanaf 300 meter reeds geen overgangsboog meer behoeft <REF>CROW (2002), Handboek Wegontwerp</REF>.