Hiv-antistoffen: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
MrBlueSky (overleg | bijdragen)
-{{nocat}}
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 1:
'''HIV-antistoffen''', zijn stoffen die in het bloed zitten van iemand die besmet is met het [[Hiv|humaan immunodeficiëntie virus]] (HIV). Enkele weken na besmetting zullen deze stoffen aantoonbaar zijn. Deze [[antistoffen]] kunnen aangetoond worden in het laboratorium van het ziekenhuis. De voor screeningsonderzoek gebruikte testen behoren antistoffen tegen alle HIV-varianten (o.a. HIV-1 en HIV-2) in de voorgeschreven uitvoering te kunnen opsporen. De aanwezigheid van HIV-antistoffen wijst op een HIV-infectie (behalve bij pasgeborenen jonger dan 18 maanden). Direct na besmetting zijn er nog geen HIV-antistoffen aantoonbaar, maar met de huidige generatie gevoelige testen is deze periode verkort tot enkele weken. Als een persoon positief getest wordt voor HIV-antistoffen zal altijd eerst een tweede test moeten worden uitgevoerd ter confirmatie om laboratorium- of administratiefouten of vals-positieve uitslagen zoveel mogelijk uit te sluiten. Ook zal bij de confirmatietest onderscheid gemaakt worden tussen HIV-1- en HIV-2-specifieke antistoffen.