Achtentwintig (munt): verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Robbot (overleg | bijdragen)
k Botgeholpen doorverwijzing: Florijn - Verwijzing(en) gewijzigd naar Italiaanse florijn
verwijst in die tijd zeker niet naar de Italiaanse florijn!
Regel 1:
De '''achtentwintig''' was een [[Nederland]]se munt ter waarde van 28 [[stuiver]]s.<ref>Meertens Instituut [http://www.meertens.knaw.nl/boedelbank/boedellexicon/dossiers/gg.htm Afbeelding achtentwintig] <!--geraadpleegd 20 maart 2009 --></ref>
 
De achtentwintig, volgens het [[Woordenboek der Nederlandsche Taal]] mogelijk een afkorting van de ''achtentwintigstuiverspenning'' of het ''achtentwintigstuiversstuk'', werd voor het eerst geslagen in 1601 en heeft tot 1846 dienst gedaan. De munteenheid is in de loop der jaren op verschillende manieren uitgevoerd, en is dan ook bekend geworden onder diverse namen: ''[[goudgulden]]'' ''zilveren [[Italiaanse florijn|florijn]]'' of ''zilveren [[daalder]]''; in de volksmond werd een bepaalde achtentwintig ook aangeduid als klapmuts, naar het hoofddeksel van de man op de [[beeldenaar]]. De waarde van de munt was iets minder dan die van een echte daalder, die dertig stuivers waard was.
 
Dat laatste vormt de bron van het gezegde ''een achtentwintig voor een daalder nemen,<ref>[http://www.geldmuseum.nl/spreekwoord/index.php?id=230 Website geldmuseum] <!--geraadpleegd 20 maart 2009 --></ref>'' dat wil zeggen ook met iets minder genoegen willen nemen. Ook het gezegde ''de klop is er op'' verwijst naar deze munt van 28 stuivers en werd wel gebruikt voor een vrouw van ''28 jaar'' die nog ongehuwd was. (Een [[klop (inslag)|klop]] is een waarmerk, aangebracht ter onderscheid van te lichte munten van 26 stuivers<ref>Stoett, F.A. ''Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden'', 4e druk, 1923-1925, zie [http://www.dbnl.org/tekst/stoe002nede01_01/stoe002nede01_01_1210.htm#935 Digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren]</ref> en ter onderscheid van de zwaardere daalder van 30 stuivers<ref>[[Nicolaas Beets|Beets, Nicolaas]] ''Van achtentwintigen en andere gedemonetiseerden'' in: ''Na vijftig jaar : noodige en overbodige opheldering van de Camera Obscura'', 2e druk, 188 , zie [http://www.dbnl.org/tekst/beet005wvan01_01/beet005wvan01_01_0053.htm Digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren]</ref>). Het [[Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal]] noemt omstreeks 1860 ook nog het volgende spreekwoord: ''Ik zal maken, dat ik het aan je verdien, zei de beul, en hem was van een' gaauwdief een achtentwintig gepresenteerd, om wat zoetjes te geeselen,<ref>{{Aut|P.J. Harrebomée}} ''Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal'' (3 delen). Verba, Hoevelaken 1990 (herdruk van de uitgaven daterend van 1858-1862.) Het geciteerde spreekwoord is te vinden in ''Deel 1'', blz. 10, zie [http://www.dbnl.org/tekst/harr001spre01_01/harr001spre01_01_0011.htm dit boek in Digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren] <!--geraadpleegd 20 maart 2009 --></ref>'' waarbij tegenwoordig niet meer duidelijk is of de beul zich nu meer of minder zou gaan inspannen.