Nulmorfeem: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 11:
De betekenisvolle afwezigheid van een teken heet bij [[Ferdinand de Saussure|Saussure]] ''signe zéro''.
 
Wanneer we een [[morfeem]] opvatten als een abstracte grammaticale categorie, zoals [[Leonard Bloomfield|Bloomfield]] doet, dan heten de elementen die die categorie uitdrukken ''alternanten''; het nulmorfeem heet dan ''nul-[[alternantie (taalkunde)|alternant]]''. (Het morfeem GETAL in het Nederlands, bijvoorbeeld, heeft een nulalternant voor de waarde 'enkelvoud'.)
 
Een nulmorfeem dat een zelfstandige rol speelt in de [[zinsbouw|syntaxis]] van een taal wordt een [[leeg (taalkunde)|lege categorie]] genoemd.
Regel 24:
 
Het '''nulmorfeem''' komt het eerst voor in het grammaticale werk van de Indiër [[Pāṇini]] (verm. 4e eeuw voor het begin van de jaartelling). Pāṇini stelt voor zelfstandige naamwoorden in het [[Sanskriet]] een regelmatige structuur voor die bestaat uit een wortel, een [[stam (plant)|stamvormend]] [[affix|suffix]], en een uitgang; is het suffix niet waarneembaar, dan spreekt hij van een nul-suffix (de term [[morfeem]] dateert eerst uit de 20e eeuw). Dit nulsuffix speelt ook een belangrijke rol in de vergelijkende Indo-Europese taalwetenschap van de 19e en begin 20e eeuw. Van daaruit deed het nulmorfeem zijn intrede in het
[[structuralistische taalkunde|structuralisme]], met name via [[Ferdinand de Saussure|Saussure]] en [[Leonard Bloomfield|Bloomfield]]. Saussure observeert in zijn ''Cours de linguistique générale'' (1916) dat 'talen genoeg hebben aan een tegenstelling tussen iets en niets' (p. 124), zodat het dus onnodig is om twee tegengestelde waarden (bijv. enkelvoud en meervoud) met behulp van twee waarneembare morfemen uit te drukken. Bloomfield stelt in aansluiting daarop (''A set of postulates for linguistic theory'', 1926) dat ook de afwezigheid van klank gezien kan worden als een klank- of vormalternant, een ''nul-element''.
 
==Motivatie==
Regel 34:
 
Met behulp van het nulmorfeem kan deze vraag eenvoudig beantwoord worden. De klankvorm ''loop'' correspondeert met twee verschillende morfologische elementen: enerzijds de [[stam (taalkunde)|stam]] LOOP die de basis vormt voor alle persoonsvormen, maar zelf nooit persoonsvorm is, en anderzijds de persoonsvorm ''loop-Ø'' die bestaat uit LOOP en een nulmorfeem met het kenmerk 1ste persoon enkelvoud (net zoals ''loop-t'' bestaat uit LOOP en een morfeem ''-t'' met het kenmerk 2e/3e persoon enkelvoud).
 
== Zie ook ==
 
[[Onverbogen woord]]
 
[[Categorie:grammatica]]