Thüringse staten: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
RudolphousBot (overleg | bijdragen)
k Defaultsort added without diacritical characters for sortingreasons., brfix
Linkfix ivm sjabloonnaamgeving met AWB
Regel 1:
[[AfbeeldingBestand:THUERINGEN.png|thumb|right|300px|De Thüringse staten 1826-1918.<br />Het totale inwonertal bedroeg in 1885 1.213.063 en in 1910 1.585.356. De bevolking was in overgrote meerderheid protestants.]]
 
'''Thüringse staten''' is de aanduiding voor de wirwar van staatjes die zich tot 1920 in [[Thüringen (deelstaat)|Thüringen]] bevond.
Regel 9:
De staten grensden na 1866 in het noorden aan de Pruisische provincie [[Saksen (provincie)|Saksen]], in het westen aan het koninkrijk [[Koninkrijk Saksen|Saksen]], in het zuiden aan het koninkrijk [[Koninkrijk Beieren|Beieren]] en in het oosten aan de Pruisische provincie [[Hessen-Nassau]].
 
[[AfbeeldingBestand:Ernestijnse.png|thumb|right|300px|De Ernestijnse hertogdommen 1826-1918]]
 
===Opdeling===
Regel 18:
Hoewel veel kleine Duitse staten door de [[Reichsdeputationshauptschluss]] in 1803 werden opgeheven, bleef in Thüringen de sterke versnippering bestaan. Na het [[Congres van Wenen]] (1815) bestonden er in het Thüringse gebied de volgende staten: het groothertogdom [[Saksen-Weimar-Eisenach]], de hertogdommen [[Saksen-Coburg-Saalfeld]], [[Saksen-Gotha-Altenburg]], [[Saksen-Hildburghausen]], [[Saksen-Meiningen]] en de vorstendommen [[Reuss-Ebersdorf]], [[Reuss-Greiz]], [[Reuss-Lobenstein]], [[Reuss-Schleiz]], [[Schwarzburg-Rudolstadt]] en [[Schwarzburg-Sondershausen]].
 
Na herindeling van de Ernestijnse hertogdommen in verband met het uitsterven van de linie Saksen-Gotha-Altenburg (1826) en samengaan van Reuss-Schleiz, -Lobenstein en -Ebersdorf (1824 en 1848) resteerden acht staten, een situatie die tot 1918 zou blijven bestaan. Daarnaast bevonden zich in Thüringen verschillende exclaves van Pruisen en tot 1866 een exclave van [[Hessen-Kassel]], die na de annexatie van deze staat in de [[Pruisisch-Oostenrijkse Oorlog]] eveens Pruisisch werd.
 
#Groothertogdom [[Saksen-Weimar-Eisenach]] (van 1903 tot 1918 formeel ''Groothertogdom Saksen'' geheten)
Regel 29:
#Vorstendom [[Schwarzburg-Sondershausen]] (van 1909 tot 1918 in personele unie met Rudolstadt)
 
[[AfbeeldingBestand:Dreiherrenstein.jpg|thumb|left|200px|[[Grenssteen]]: de ''Dreiherrenstein'' bij het voormalige drielandenpunt bij [[Weitramsdorf]] ('''K'''oninkrijk '''B'''eieren - '''H'''ertogdom '''S'''aksen-'''M'''einingen - '''H'''ertogdom '''S'''aksen-'''C'''oburg)]]
 
===Deelname aan statenbonden===
Regel 40:
Wat betreft economische unies waren de staten van 1828 tot 1831 lid van de [[Mitteldeutscher Handelsverein]] en daarna tot 1834 van de [[Zoll- und Handelsverein der Thüringischen Staaten]]. Met de toetreding tot de [[Norddeutscher Zollverein]] in dat jaar kwam de algemene Duitse [[Zollverein]] tot stand.
 
[[AfbeeldingBestand:ThueringenKeizerrijk.png|thumb|right|300px|De Thüringse staten in het Duitse Keizerrijk (interne grenzen niet aangegeven)]]
[[AfbeeldingBestand:THUERINGEN1920.png|thumb|right|300px|De Vrijstaat Thüringen 1920-1945]]
 
===In het Duitse Keizerrijk===
In het Keizerrijk vormden de staten met elk één stem in de [[Bondsraad (Duitsland)|Bondsraad]] een potentieel aanzienlijk machtsblok. Ze waren het onderling echter zelden eens. Tot 1903 lieten Saksen-Altenburg, Reuss j.l. en de beide Schwarzburgs zich in de Bondsraad door Saksen-Weimar-Eisenach vertegenwoordigen. Saksen-Coburg en Gotha (dat als dubbelstaat desondanks maar één stem had) had zijn eigen gevolmachtigde. Saksen-Meiningen liet zich door [[Koninkrijk Beieren|Beieren]] vertegenwoordigen, Reuss o.l. door [[Mecklenburg-Schwerin]].
Regel 50 ⟶ 51:
Met de [[Novemberrevolutie]] en de val van de Duitse monarchie kwam er in de jaren 1918/1920 een einde aan het relict van ''Kleinstaaterei'' dat Thüringen was. De vorsten traden af en hun staten werden tot vrij- of volksstaten verklaard. De twee Reussen verenigden zich in 1918 tot de [[Volksstaat Reuss]], terwijl Saksen-Coburg en Gotha zich opsplitste in de [[Vrijstaat Coburg]] en de [[Vrijstaat Gotha]].
 
De staten begonnen in 1918 onderhandelingen over een mogelijke vereniging, zomogelijk inclusief de Pruisische enclaves. Daar Pruisen geen gebied wilde afstaan, nam men genoegen met de zogenaamde ''Klein-Thüringse oplossing''. In de meer Frankische staten Saksen-Meiningen en Coburg had men bedenkingen tegen deze vereniging, die slechts in het geval van de eerstgenoemde staat konden worden weggenomen. Coburg sloot zich na een referendum op 1 juli 1920 bij [[Beieren]] aan.
 
Met het ''Gemeinschaftsvertrag'' van 4 januari 1920 en de rijkswet van 30 april van dat jaar werden de resterende staten Saksen-Weimar-Eisenach, Saksen-Altenburg, Saksen-Meiningen, Gotha, Reuss, Schwarzburg-Rudolstadt en Schwarzburg-Sondershausen verenigd tot de vrijstaat [[Thüringen (deelstaat)|Thüringen]] binnen de [[Weimarrepubliek]], die was opgericht in de Saksen-Weimar-Eisenachse hoofdstad [[Weimar]]. De landskerken van deze staten hadden zich reeds drie maanden eerder verenigd tot de [[Evangelisch-Lutherische Kirche in Thüringen|Thüringer Evangelische Kirche]].
Regel 57 ⟶ 58:
* [http://www.thueringer-landschaften.de Afbeeldingen van de Vrijstaat Thüringen (Duits)]
 
{{Navigatie staten Duitse Rijk}}
{{DuitseRijk}}
 
{{DEFAULTSORT:Thuringse staten}}
[[Categorie:Historisch land in Duitsland]]