Obliquiteit: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
JAnDbot (overleg | bijdragen)
Maiella (overleg | bijdragen)
recat
Regel 5:
De [[aarde (planeet)|Aarde]] heeft op het moment een axiale variatie van 23,45°. Het gevolg van de obliquiteit is dat er op aarde [[seizoen]]en heersen: hoe groter de helling, hoe groter het verschil tussen zomer en winter.
 
De hellingshoek is niet constant maar varieert met een [[Periode (natuurkunde)|periode]] van ongeveer 41.000 jaar. Het laatste maximum viel 10.700 jaar geleden en bedroeg 24,4°, het volgende minumum zal over 9.8009800 jaar vallen en uitkomen op ongeveer 22,6°. Over de afgelopen 5 miljoen jaar schommelde de hoek tussen ongeveer 24.,5° en 22.,0°.
 
Het [[noordelijk halfrond]] kent een "[[zomer]]" tussen [[21 maart]] en [[21 september]] en een "[[winter]]" tussen 21 september en 21 maart. Het [[zuidelijk halfrond]] kent precies het omgekeerde. Als de inclinatie kleiner wordt zal de zon niet de [[Kreeftskeerkring]] (op 23,5° noorderbreedte) als hoogste punt op [[21 juni]] kennen, maar een [[Parallel (geografie)|parallel]] dichter bij de [[evenaar]]. Bij een maximale obliquiteit, van 24,4°, zal de zon juist 1° dichter bij de polen kunnen komen.
Regel 17:
*[[Excentriciteit (astronomie)|Excentriciteit]]
 
[[Categorie:AstronomieHemelmechanica]]
[[Categorie:Geologie]]