Een '''nomarch''' staat aan het hoofd van een [[nomos]] (= één van de 42 provincies van Egypte). De nomarch was in het [[Oude Rijk]] verantwoordelijk voor de waterhuishouding, de veetelling, de rechtspraak en de landbouwproductie. De nomarchen verkregen meer en meer autonomie en gedroegen zich ook zo. In de [[Egypte IV|IVde dynastie]] waren ze nog begraven rond de koning terwijl ze in de volgende dynastieën hun rustplaats zich bevond in de eigen nome. Normaal gezien werden ze ook benoemd door de koning, maar in een periode van zwak centraal gezag, verliep de opvolging van vader op zoon. In de [[Eerste Tussentijd]] was hun autonomie volledig, maar vanaf de [[Egypte XI|XIde dynastie]] worden ze onderworpen aan het koninklijk gezag, hoewel enkele nomoi, zoals de vijftiende nog steeds grote autonomie hadden. In het [[Middenrijk]] volgt nog een periode van oproer, maar onder [[Senoeseret III]] moeten ze gedwee volgen.
