Orde van Calatrava: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k wf |
-mdash, -ndash |
||
Regel 18:
|
[[Image:Calatravacasti.jpg|thumb|left|250px|Castillo de Calatrava la Nueva]]
''Calatrava is de [[arabisch]]e naam van een [[kasteel]] dat in [[1147]] op de [[moslim]]s heroverd werd door [[Alfons VII van Castilië]], ook wel "el Emperador" genoemd. Gelegen aan de zuidelijkste grens van [[Castilië]] was deze verovering moeilijker te behouden dat het te bouwen was, zeker in een tijd dat staande [[landmacht (algemeen)|legers]] en [[garnizoen]]en nog niet bestonden. Het was deze leemte die de [[Tempeliers]] op wilden vullen door het nakomen van hun gelofte eeuwige strijd te leveren met de muzelmannen. De [[koning (titel)|koning]] kon terugvallen op de tempeliers, maar de tempeliers hadden tevergeefs geprobeerd Calatrava te verdedigen en het daarna opgegeven. Dus was de koning op zoek naar een nieuwe verdediger toen Ramon, de abt van het cisterciënzer klooster te Fitero, zichzelf aanbood. Er wordt gezegd dat de abt dit idee ingefluisterd kreeg door [[Diego Velasquez]], een simpele monnik maar gewezen ridder die goed bekend was met militaire zaken en die gegrepen was door het idee om de [[lekebroeder]]s van de abdij in te zetten om Calatrava te verdedigen. Deze cisterciënzer lekebroeders
''Eenmaal voorzien van wapens stonden deze broeders, vervuld van een oorlogszuchtig enthousiasme, te trappelen om het offensief tegen de Moren op te nemen. Met dit als doel kozen ze, na het overlijden van Abt Ramon in [[1163]], een zekere Don García om hen als eerste grootmeester in de strijd te leiden. Tegelijkertijd vertrokken de monniken van het koor, niet zonder protest, naar het klooster te Cirvelos om daar te leven onder een abt die zij gekozen hadden. Alleen Velasquez bleef, met een aantal andere geestelijken, als [[aalmoezenier]] voor de ridders achter. Velasquez werd daarbij kapelaan voor de gehele gemeenschap. Het hele, revolutionaire gebeuren kreeg de goedkeuring van de leiding van de orde te [[Cîteaux]] en van paus Alexander III (in [[1164]]). Een ordebijeenkomst te Cîteaux in [[1187]] gaf aan de Ridders van Calatrava hun uiteindelijke regel mee, die datzelfde jaar bevestigd werd door [[paus Gregorius VIII]]. Deze regel, afgeleid van de cisterciënzer gewoonten voor lekebroeders, stelde het volgende verplicht voor de ridders, naast de drie religieuze geloften: stilte in de eetzaal, slaapzaal en hoorzaal; onthouding gedurende vier dagen van de week, naast verschillende vastendagen in het jaar; ieder daguur van het Huis moesten ze een vast aantal [[Onze Vader|paternosters]] zeggen; ze moesten slapen in hun wapenrusting; de cisterciënzer witte mantel met het rode kruis fleurdelisée dragen als volle uitdossing. Daarnaast viel Calatrava niet onder Cîteaux maar onder het Bourgondische Morimond, het moederhuis van Fitero, waar Calatrava ontstaan was. Dientengevolge verkreeg de abt van Morimond het recht de huizen te bezoeken en de stauten van Calatrava te wijzigen, terwijl de hoogste heilige positie van de orde, de grootkapelaan, enkel bezet kon worden door een monnik van Morimond.''
Regel 24:
==Rol in het terugdrijven van de Moren (1178 - 1275)==
De eerste militaire verdiensten van de Orde waren briljant en werden door de koning van Castilië beloond met nieuwe landerijen die hun eerste commanderijen werden. Ook waren ze het naburige koninkrijk Aragón ingeroepen en voor die inzet in [[1179]] beloond met Alcañiz, een landgoed in Aragón. Maar de eerste successen werden gevolgd door een serie mislukkingen, mede veroorzaakt door de partitie die Alfonso in zijn bezittingen aangebracht had en de daaropvolgende rivaliteit tussen het Castilische en Leonese deel van zijn dynastie. Daar kwam bovenop dat de Spaanse Moren, die hun bezit terug wilden, de hulp hadden ingeroepen van de Afrikaanse Moren
De verspreide resten van Calatrava hadden ondertussen onderdak gevonden in het cisterciënzer klooster te Cirvelos en daar begonnen ze hun verliezen te herstellen middels een grote toeloop van nieuwe ridders. Al snel vonden ze zichzelf sterk genoeg om in Salvatierra een nieuw bolwerk tegen de moslims op te zetten ([[1198]]); gedurende de volgende veertien jaar noemden ze zich de Ridders van Salvatierra. Maar ondanks een verdediging tegen alles in onderging Salvatierra in [[1209]] hetzelfde lot als Calatrava tijdens de volgende invasie van de de Almohaden. Na de val van dit Castilische bolwerk ontstond paniek in [[Europa (continent)|West-Europa]]. Kruisvaarders stroomden samen om gehoor te geven aan een oproep van [[paus Innocentius III]] om de Spaanse [[christendom|christenen]] te ondersteunen. De eerste akte van deze heilige oorlog, nu een Europese oorlog, was de herovering van Calatrava in [[1212]]; het kasteel werd teruggegeven aan zijn oude meesters. Datzelfde jaar luidde de overwinning op de muzelmannen bij [[Las Navas de Tolosa]] het begin van het einde van de overheersing van de [[Islam]] in West-Europa in. Hoewel Calatrava veroverd was en de Orde haar oude naam weer aangenomen had, verhuisde de Orde toch naar [[Calatrava la Nueva]], een versterkte positie 12 [[kilometer]] van het oude kasteel ([[1218]]). Van hieruit spreidde hun invloed uit tot de verste uithoeken van het [[Iberisch schiereiland]]. Nieuwe orden ontstonden uit de oude
==Politiek en rijkdom (1275 - 1470)==
Calatrava was, met zijn overvloedige voorraad mannen en rijkdom, een macht van belang geworden op het Ibersch Schiereiland. De Orde bezat landerijen en kastelen langs de hele grens van Castilië. Ze was feodaal heerser over duizenden [[keuterboer]]en en [[vazal]]len. Meer dan eens was de Orde in staat om krijgsmachten van tussen de 1200 en 2000 man op de been te brengen in de strijd (wat in de [[middeleeuwen]] een aanzienlijke krijgsmacht was). Bovendien was de orde [[autonomie|autonoom]], onafhankelijk als ze per statuut was in wereldse zaken en in spirituele zaken enkel gebonden aan de abt van Morimond en, bij hoger beroep, aan de [[paus]]. En deze autoriteiten spraken elkaar meermalen tegen na een [[schisma]], begonnen in [[1296]] na de verkiezing van twee grootmeesters: [[García Lopez]] en [[Gautier Perez]]. Lopez werd in [[1296]] afgezet door een gezant van Morimond en deed een beroep op [[paus Bonifatius VIII]], die het besluit terugdraaide en de zaak verwees naar het ordebestuur in Cîteaux. Het bestuur deed Lopez in [[1302]] terugkeren op zijn post. In [[1328]] werd Lopez een tweede keer afgezet na een conflict met zijn [[luitenant]] Juan Nuñez. Lopze trad vrijwillig terug ten faveure van Nuñez op voorwaarde dat hij het zeggenschap over de commanderij Zurita zou behouden. Deze voorwaarde werd niet gerespecteerd en dus hernam hij de positie van grootmeester te Aragón, waar hij in [[1336]] overleed. Aan deze gebeurtenissen valt duidelijk te zien dat in de [[14e eeuw]] de rigoureuze discipline en vurige geloofsovertuiging van vroeger tijden verdwenen was onder de invloed van rijkdom en plaats had gemaakt voor intrige en ambities op het persoonlijke vlak.
Met de kroning van [[Peter I van Castilië|Peter de Wrede]] ontstond een conflict tussen de Kroon en de Orde. Peter liet drie achtereenvolgende grootmeesters ter dood brengen omdat hij ze van ontrouw verdacht. In [[1335]] liet hij de eerste onthoofden op verdenking van het samenspannen met de koning van Aragón. De tweede, Estevañez, was tot grootmeester gekozen met meer stemmen dan de kandidaat van de koning, García de Padilla; hij werd door Peter zelf vermoord in het koninklijk paleis. En tenslotte viel ook García de Padilla, broer van de koninklijke maîtresse, zelf in ongenade nadat hij het gevolg van de koning verlaten had en zich aangesloten had bij het gevolg van zijn halfbroer [[Hendrik II van Castilië]]
Tegelijkertijd begon de Kroon meer een meer invloed uit te oefenen op de verkiezing van de grootmeester, wiens macht bedoeld was als een tegenwicht aan de macht van de koning. In [[1404]] bijvoorbeeld werd Hendrik van Villena gekozen tot 24<sup>ste</sup> grootmeester door invloed van [[Hendrik III van Castilië]], hoewel hij helemaal niet gekwalificeerd was &mdah; hij was getrouwd, geen lid van de orde en had een speciale toestemming van de paus verkregen om zijn hoge functies te betreden zonder zelfs eerst een [[novice|novitiaat]] te ondergaan. Een schisma in de Orde was het gevolg, die pas jaren na de dood van de koning (in [[1414]]) hersteld werd. Een bijeenkomst van het ordebestuur in Cîteaux draaide de verkiezing van Villena terug en erkende zijn tegenstrever Luis Guzman als de enige, echte grootmeester. Na de dood van Guzman herhaalde de geschiedenis zich toen [[Johan II van Castilië]] zich probeerde te mengen in de keuze van een opvolger
Giron ondersteunde eerst Hendrik IV in een oorlog tegen zijn vader Johan II, keerde zich toen tegen Hendrik en gaf zijn steun aan Alfons, een pretendent naar de troon. Girons steun was zo belangrijk dat, om zijn steun te kopen, Hendrik IV hem de hand van zijn zuster
==Het einde (1470 - 1492)==
De Orde, nu op het hoogtepunt van zijn rijkdom, bestuurde nu 56 commanderijen zestien [[priorij]]en gelegen tussen de kerkprovincie van [[Jaén (Spanje)|Jaén]] en het vicariaat van [[Ciudad Real (stad)|Ciudad Real]]. Ze waren wereldlijk heer over 64 [[dorpen]] met 200.000 mensen en hadden een jaarinkomen van zo'n 50.000 [[dukaat|dukaten]]. De koningen, geruïneerd door het wanbeheer van een aantal achtereenvolgende regeringen, konden niet anders dan azen op die rijkdom. Maar ze moesten ook de autonomie van de orde tolereren, die bewaakt werd door een enorme, militaire capaciteit die de koningen wantrouwde. Tijdens de strijd tussen [[Alfons V van Portugal]] en [[Ferdinand van Aragón]] om de opvolging van Hendrik IV van Castilië (de laatste mannelijke erfgenaam van zijn huis) rond [[1474]] hing veel af van de houding van Calatrava. De ridders waren verdeeld. De grootmeester, Rodrigo Giron, steunde Portugal. Zijn luitenant, Lopez de Padilla, steunde Aragón. Dit schisma, de laatste in de geschiedenis van de orde, kwam ten einde met de [[Slag van Toro]] in [[1479]], toen ook de Portugese claim verloren ging. De grootmeester, herenigd met Ferdinand van Aragón, kwam om in de strijd tijdens het beleg van Loja ([[1482]]). Hij werd opgevolgd door zijn luitenant Lopez de Padilla die, als laatste, onafhankelijke grootmeester van Calatrava, gedurende een korte tijd de heroïsche glorie van de grote tijd van zijn Orde deed herleven. Een godvrezende monnik in zijn cel, een onverschrokken krijger op het slagveld, streed Padilla tot glorie van zijn orde in de oorlog om de herovering van Granada. Hij stierf in [[1487]] voor de stad ingenomen kon worden. Ferdinand van Aragón zag dat het zo allemaal niet verder kon gaan en richtte zich tot de paus. Toen de Orde bijeenkwam om een nieuwe grootmeester te kiezen, presenteerde Ferdinand tijdens de bijeenkomst een bul van [[paus Innocentius VIII]] die hem het beheer gaf over de orde. Ferdinand dwong de kiesmannen om zich eraan de onderwerpen en zo eindigde de politieke onafhankelijkheid vn de Orde van Calatrava. En wellicht ook terecht
==Overgang naar een seculiere orde (1492 - 1840)==
|