Structuralistische taalkunde: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Synthebot (overleg | bijdragen)
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 1:
'''Structuralistische taalkunde''', of kortweg structuralisme, is een van de oudste stromingen binnen de hedendaagse taalkunde, diewaarin taal opvatwordt opgevat als een structuur waarin vormen op systematische wijze met elkaar verbonden zijn, en waarbij een ermee corresponderende betekenis bijgevolg, - althans in principe -, voortvloeit uit de samenstelling van de talige structuur die wordt voortgebracht. De samenstellingen waar het in dit verband om gaat meestal [[woord|woorden]], [[fraseologie|fraseologische eenheden]] of hele [[zin (taalkunde)|zinnen]].
 
Het [[Praags structuralisme]], dat aan het [[Russisch formalisme]] ontsproot, was de eerste duidelijk structureel georiënteerde school op het Europese continent. [[Roman Jakobson]] onderscheidde de verschillende functies van een talige uiting — men noeme hem echter geenszins een [[Functionele taalkunde|functionalist]] — en beschreef taal als een projectie van de ''syntagmatische as'' op de ''paradigmatische as'': het [[paradigma]] maakt met andere woorden het [[woordenschat|lexicon]] van de taal uit, terwijl het [[syntagma]] de vereiste [[grammatica|grammaticale verbinding ]] binnen de lineaire orde is, die bij het spreken gecreëerd wordt. Een voorbeeld:
 
* ''1.'' '''Die man ziet mijn huis.'''
Regel 11:
Ofschoon de boodschap hier om pragmatische redenen drastisch verschillend is, werd enkel het paradigma aangepast; het syntactische skelet van zin 1 blijft overeind.
 
In tegenstelling tot de [[Junggrammatiker]], die zich vrijwel uitsluitend met [[historische taalkunde| historisch-vergelijkende taalkunde]], en in het bijzonder met de ''Ausnahmslosigkeit'' van historische klankwetten, bezighielden, was het de structuralisten — zoals men kan verwachten — hoofdzakelijk om de intrinsieke structuur van taal ''an sich'' te doen. [[Ferdinand de Saussure]] ontleedde reeds het taalteken in een ''signifiant'' en een ''signifié'' en gaf dusdoende de aanzet tot het onderzoek naar hoe betekenis uit talige elementen tot stand komt en tussen mensen gecommuniceerd wordt. Structuralisten streven er steeds naar, talige vormen in hun componenten te disseceren, en hun soms impliciete veronderstelling daarbij is, dat [[semantiek]] op dezelfde wijze kan worden ontward.
 
In Amerika schiep [[Leonard Bloomfield]], grondlegger van het [[Distributionalistische taalkunde|distributionalisme]], de theorie van de [[Ultieme constituent|Ultieme constituenten]] (''UC'', ''Ultimate Constituents''), waarbij elke talige uiting kan worden uiteengehaald door telkens de onderliggende componenten van elkaar te scheiden: dit resulteert in een vertakking van elke frase en elk woord in telkens de onderliggende [[Onmiddellijke constituent|Onmiddellijke constituenten]] (''Immediate constituents''). De kleinste betekenisdragende eenheid, het [[morfeem]], wordt op die wijze achterhaald. In wezen is dit een elaboratie op het [[Principe van Frege]]; de [[Noam Chomsky|Chomskyaanse]] [[Productieregel|herschrijfregel]]s, die weliswaar vanuit een [[transformationele taalkunde|transformationalistisch]] perspectief tot stand kwamen en daardoor in wezen in omgekeerde richting werken, hanteren desalniettemin dezelfde ontleedfilosofie.