Affectieschade: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
RudolphousBot (overleg | bijdragen)
J. Schep (overleg | bijdragen)
Regel 6:
==Wetsvoorstel==
Sinds 2005 is het wetsvoorstel (nr. 28 781) bij de [[Eerste Kamer]] in behandeling. Het houdt in dat een beperkt aantal naasten recht krijgt op een vastgesteld bedrag aan smartengeld, waarbij een bedrag van € 10.000 wordt genoemd. Het gaat daarbij onder meer om ten tijde van het ongeval niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot of de geregistreerde partner, de levensgezel die met de betrokkene een gemeenschappelijke huishouding voerde en de ouder of adoptiefouder mits deze met de betrokkene in gezinsverband samenwoonde. De Eerste Kamer heeft de behandeling van het wetsvoorstel in 2006 opgeschort in afwachting van de resultaten van een onderzoek, dat door de [[Vrije Universiteit Amsterdam|Vrije Universiteit]] van Amsterdam wordt uitgevoerd onder leiding van prof. mr. A.J. Akkermans naar de verwachtingen die benadeelden en hun naasten van het aansprakelijkheidsrecht hebben. De resultaten van het eerste verkennend onderzoek hebben het kabinet aanleiding gegeven een vervolgonderzoek laten instellen. Uit de brief van de Minister van Justitie van 6 juli 2007 (op de website www.overheid.nl te raadplegen onder nummer 28 781, nr. 13), waarmee het eerste rapport aan de Tweede Kamer is gezonden, blijkt dat nog niet helemaal duidelijk is of er behoefte bestaat aan toekenning van affectieschade. De behandeling van het wetsvoorstel blijft in afwachting van het vervolgonderzoek opgeschort.
Op 9 februari 2009 heeft de Minister van Justitie het rapport van het vervolgonderzoek naar de Eerste Kamer gestuurd.
De onderzoekers hebben onder meer de vraag beantwoord of naasten en nabestaanden behoefte hebben aan vergoeding van affectieschade, en of een vergoeding kan bijdragen aan de verwerking van hun leed. Ook is gekeken naar verschillende vormen van die vergoeding en naar de uitkering daarvan.Naasten en nabestaanden blijken in meerderheid duidelijk behoefte te hebben aan vergoeding van affectieschade, ongeacht hun inkomen. Smartengeld kan nooit het leed wegnemen van het verlies of ernstig letsel van een gezinslid. Maar naasten en nabestaanden verwachten wel dat het smartengeld hen kan helpen de gebeurtenis te verwerken. Het allerbelangrijkst voor hun verwerking vinden zij dat hun schade vlot wordt vergoed en dat de veroorzaker zijn fout en de gevolgen daarvan erkent. Naasten en nabestaanden beschouwen smartengeld als erkenning van de fout en van hun leed. Dit sluit goed aan bij de doelstelling van het wetsvoorstel, aldus de onderzoekers.
Minder eenduidig is hoe de hoogte van de vergoeding zou moeten worden vastgesteld. De meesten geven weliswaar de voorkeur aan een variabel bedrag dat rekening houdt met hun individuele omstandigheden boven een vast bedrag, maar geven tegelijkertijd aan dat discussies over de hoogte van het bedrag de verwerking van hun verdriet belemmeren. Informatie uit België bevestigt dit. Daar wordt de hoogte van het smartengeld in beginsel per geval vastgesteld, maar men ervaart discussies over geld als zeer onaangenaam. Daar komt bij dat een meerderheid van de Nederlandse respondenten de voorgestelde hoogte van € 10.000 niet als ongepast beschouwt. Wel blijkt hun eigen voorkeursbedrag gemiddeld wat hoger te liggen.
De uitkomsten van het onderzoek zijn voor de minister reden om vooralsnog vast te houden aan één vast bedrag voor vergoeding van de affectieschade. Wel wil hij na een aantal jaren de ervaringen van naasten en nabestaanden evalueren. Mocht daarvoor aanleiding zijn dan kan alsnog overgestapt worden op een stelsel met meerdere vaste bedragen. Ook beraadt de bewindsman zich nog op de hoogte van het bedrag. Verder is er overleg geweest met de Stichting Personenschade Instituut van Verzekeraars (PIV) naar aanleiding van de conclusie dat persoonlijke aandacht bij de uitkering van de vergoeding van affectieschade aan naasten en nabestaanden belangrijk is. Het PIV zet zich in voor een regeling waarin persoonlijke aandacht bij de afhandeling van affectieschadezaken vastgelegd wordt.
 
==Literatuur==