Frederik Schmidt Degener: verschil tussen versies
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Regel 6:
Schmidt Degener was een aanhanger van de vernieuwende ideeën van de Duitse kunsthistoricus en museumdirecteur [[Wilhelm von Bode]] (1845-1929). Wilhelm von Bode was een voorstander van het nieuwe model voor de museumhervorming, dat was opgesteld door de Duitse museumhervormingsbeweging omstreeks 1900 en betrekking had op de presentatiepraktijk van de tentoongestelde kunstobjecten. Het hervormingsmodel was gebaseerd op vier uitgangspunten: ten eerste een strenge selectie van de kunstwerken op formeel-esthetische kwaliteiten, ten tweede een ruimere opstelling om de kunstwerken van elkaar te kunnen isoleren, ten derde een onderlinge differentiatie van de tentoonstellingsruimten om op deze wijze een passend waarnemingsesthetisch kader te creëren voor de tentoongestelde objecten en ten vierde een functionele opzet van het museumgebouw en zijn architectonische inrichting. Na zijn aanstelling sloot Schmidt Degener één jaar lang het [[Museum Boijmans]] en transformeerde het museum tot een omgeving waar vanuit een waarnemingsesthetisch oogpunt sprake was van een harmonische samenhang tussen eersterangs kunstobjecten en objecten van kunstnijverheid in een aangepaste en rustige ruimte. De zalen waren aangekleed met tapijten en meubelstukken uit de tijd van de getoonde kunstobjecten. De samenhang was enerzijds gebaseerd op een chronologische presentatie van de kunstobjecten en anderzijds op een ordening naar plaatsen en scholen. De nieuwe opvattingen van het hervormingsprogramma maakten van de overvolle en nevenschikkende 19de eeuwse museale presentatiepraktijk een achterhaald concept. Na de heropening in 1909 steeg het aantal bezoekers en was er een toename van het aantal geschenken dat het museum ontving. De eerste contacten met weldoeners van het museum, zoals [[Daniël George van Beuningen|D.G. van Beuningen]] en [[J.P.van der Schilden]] vonden in deze periode plaats.
In 1921 werd Schmidt Degener benoemd tot directeur van het [[Rijksmuseum]] in Amsterdam. Na zijn benoeming onderging het Rijksmuseum een voortzetting en perfectionering van het hervormingsprogramma, zoals ook het Museum Boijmans in Rotterdam onder leiding van Schmidt Degener had ondergaan. In 1927 resulteerde een reorganisatie in de structuur van het Rijksmuseum in een oprichting van een afdeling Vaderlandse Geschiedenis en een afdeling Beeldhouwkunst & Kunstnijverheid. De kunstcollectie werd vanuit een waarnemings-esthetisch oogpunt gepresenteerd op een wijze die vergelijkbaar was met wat Wilhelm Von Bode had gedaan in het [[Kaiser Friedrich Museum]] in Berlijn. Onder leiding van Schmidt Degener werd tevens gebroken met het traditionele verzamelen van uitsluitend Nederlandse kunst. Al in 1922 werden met medewerking van de [[Vereniging Rembrandt]] kunstwerken van [[Tiepolo]] en [[Tintoretto]] aangekocht. Deze aankopen pasten in de trend die aan het begin van de 20ste eeuw was ontstaan binnen een kring van gefortuneerde
=='''Nevenfuncties'''==
|