Frederik Schmidt Degener: verschil tussen versies

Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 11:
===Nevenfuncties===
 
In 1919 werd Schmidt Degener gevraagd ondervoorzitter te worden van de in dat jaar opgerichte Rijkscommissie van Advies betreffende het museumwezen in Nederland. De commissie telde 22 leden met als voorzitter de historicus [[J.Johan Huizinga]]. Schmidt Degener schreef als kunsthistoricus vele publicaties in nationale en internationale tijdschriften zoals De Gids, The Burlington Magazine en Gazette des Beaux Arts. Tevens schreef hij essays en monografieën over zijn favoriete schilders: [[Rembrandt van Rijn]], [[Frans Hals]] en [[AdriaanAdriaen Brouwer]]. Samen met archivaris en museumdirecteur [[Hendrik Enno van Gelder]] schreef hij een beschouwing over [[Jan Steen]]. Schmidt Degener verwierf een internationale reputatie nadat hij in 1929 een tentoonstelling van Nederlandse kunst had georganiseerd in het Burlington House in Londen. Pas rond 1930 begon hij met het schrijven van poëzie. In 1940 en 1941 publiceerde hij in het literaire tijdschrift Groot Nederland een twaalftal gedichten onder het pseudoniem Teunis Erink.
 
==Onderscheidingen==